- Iedere speler plaatst – en zonder dat de tegenstander het kan zien – zijn 5 schepen (les 5 bateaux) in de hokjes (cases) van zijn spelkaart:
- een vliegdekschip (5 hokjes) = un porte-avion (5 cases)
- een kruiser (4 hokjes) = un croiseur (4 cases)
- twee onderzeeboten (2 x 3 hokjes) = deux sous-marins (2 x 3 cases)een torpedoboot (2 hokjes) = un torpilleur (2 cases) >> spreek uit: [un torpijeur].
- Zijn beide spelers klaar met schepen plaatsen? Dan mag de jongste speler beginnen door een letter-cijfer-combinatie te noemen. Bijvoorbeeld: A1… spreek de letter en het cijfer wel in het Frans uit natuurlijk!
- De tegenstander (= l’adversaire) kijkt of een van zijn boten op A1 ligt. Er zijn nu twee mogelijkheden:
- Raak! (=Touché!): er ligt een (deel van een) schip op A1. Nu mag degene die aan de beurt was, nog een letter-cijfer-
combinatie noemen, bijvoorbeeld A2. Is het weer raak en zijn alle hokjes van het schip gevonden. Dan zeg je: Coulé !(=
gezonken).
- Mis! of In het water! (Dans l’eau! ): het hokje A1 is leeg. Nu mag de andere speler een letter-cijfer combinatie noemen.