2: Toets H2 & H3: Lezen en woordenschat

Hallooooo!
Telefoon in telefoontas

Ga rustig zitten

Spullen op tafel

Tas niet :)
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hallooooo!
Telefoon in telefoontas

Ga rustig zitten

Spullen op tafel

Tas niet :)

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Terugblik
  • Huiswerkcontrole / huiswerk bespreken
  • Werken uit het boek 

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
We gaan weer enthousiast zwaaien!

Wat hebben we gisteren besproken, wat waren onze leerdoelen?

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel (gisteren)

  • weet je weer wat tekstverbanden en signaalwoorden zijn.
  • kun je verschillende tekstverbanden herkennen d.m.v. signaalwoorden

Slide 4 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden

  1. chronologisch
  2. opsommend
  3. tegenstellend
  4. toelichtend
  5. concluderend
  6. redengevend
  7. oorzakelijk
  8. vergelijkend

Slide 5 - Tekstslide



Waarom iemand iets doet
Reden-besluit = invloed

Omdat het regent (reden), trek ik mijn regenpak aan (besluit).




Waardoor iets gebeurt
Oorzaak-gevolg = geen invloed

Door de hevige regenval (oorzaak) was een deel van de weg afgesloten (gevolg).

Redengevend verband
Oorzakelijk verband

Slide 6 - Tekstslide

Huiswerk 

Opdracht 1

Slide 7 - Tekstslide

Samen aan de slag!



We maken nu samen:
Opdracht 2 en 3 (blz 43-45)


Let op en lees/doe mee!
Klassikaal

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag!
Nu maken:
Opdracht 4 en 5 (blz 45-47)


Klaar?
Geen stress, relax...

Niet klaar?
Huiswerk volgende les
in tweetallen
Geen stress...
Maak nu je huiswerk!
Geluidsniveau 2

Slide 9 - Tekstslide

Lesdoel behaald?
  • weet je weer wat tekstverbanden en signaalwoorden zijn.


  • kun je verschillende tekstverbanden herkennen d.m.v. signaalwoorden.

Slide 10 - Tekstslide

Dat was het dan! 
Tot morgen! 

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht zelfstandig (5 minuutjes)
- Bedenk bij 5 verschillende signaalwoorden een voorbeeldzin
- Schrijf erbij welk verband het is (onder het schema)

Bijvoorbeeld: het signaalwoord "daarom"
"Gisteren ging ik pas laat naar bed, daarom ben ik nog een beetje moe" > oorzaak-gevolg

Slide 12 - Tekstslide