Geslacht van het zelfstandig naamwoord
1 / 22
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Het lidwoord ' der ' gebruik je voor zelfstandig naamwoorden die zijn:
A
vrouwelijk
B
onzijdig
C
meervoud
D
mannelijk
Slide 8 - Quizvraag
Het lidwoord ' die ' gebruik je voor zelfstandig naamwoorden die zijn:
A
mannelijk
B
onzijdig
C
vrouwelijk
D
vrouwelijk en meervoud
Slide 9 - Quizvraag
Het lidwoord ' das ' gebruik je voor zelfstandig naamwoorden die zijn:
A
mannelijk
B
onzijdig
C
meervoud
D
vrouwelijk
Slide 10 - Quizvraag
Wat zet je voor Vater?
Slide 11 - Open vraag
Noem een woord waar je
"die" voor kunt zetten.
"die" voor kunt zetten.
Slide 12 - Woordweb
Wat zet je voor Mutter?
A
die
B
das
C
der
Slide 13 - Quizvraag
Wat zet je voor Kuh?
A
der
B
die
C
das
Slide 14 - Quizvraag
Wat zet je voor Schwester?
A
der
B
die
C
das
Slide 15 - Quizvraag
Wat zet je voor Kinder?
A
der
B
die
C
das
