Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
V5 12.2. Sophie 24, mod hww, über Menschen
Willkommen!
1 / 28
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
In deze les zitten
28 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
1 video
.
Lesduur is:
60 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Willkommen!
Slide 1 - Tekstslide
Programm Mittwoch 12.2.
Sophie 24
Wh modale hulp
werkwoorden t.t. + v.t.
Kapitel 20 Über Menschen
Slide 2 - Tekstslide
Sophie Scholl
Aantekeningen maken!!!
Schrijfopdracht...
Slide 3 - Tekstslide
Hulpwerkwoorden
Slide 4 - Tekstslide
hulpwerkwoorden tegenwoordige tijd
sein
haben
werden
ich
bin
habe
werde
du
bist
hast
wirst
er/sie/es
ist
hat
wird
wir
sind
haben
werden
ihr
seid
habt
werdet
sie/Sie
sind
haben
werden
ist ge
- wese -
en
hat ge
- hab -
t
ist ge
- word -
en
Slide 5 - Tekstslide
hulpwerkwoorden verleden tijd
sein
haben
werden (werd)
werden (zou)
(aanvoegende wijs)
ich
war
hat -
te
wurd -
e
w
ü
rd -
e
du
war -
st
hat -
t
est
wurd - e
st
w
ü
rd - e
st
er/sie/es
war
hat -
te
wurd -
e
w
ü
rd -
e
wir
war -
en
hat -
ten
wurd -
en
w
ü
rd -
en
ihr
war -
t
hat -
tet
wurd -
et
w
ü
rd -
et
sie/Sie
war -
en
hat -
t
en
wurd -
en
w
ü
rd -
en
ge
- wese -
en
ge
- hab -
t
ge
- word -
en
ge
- word -
en
Slide 6 - Tekstslide
Hausaufgaben
Seite 331, Aufg 1,
Seite 335 Aufg 7
Slide 7 - Tekstslide
Modalverben
Slide 8 - Tekstslide
Verbinde die Modalverben mit der Bedeutung.
müssen
sollen
kunnen
mogen, toestemming hebben
moeten (noodzaak)
moeten (opdracht, bevel)
leuk vinden, lusten, aardig vinden
willen
wollen
mögen
dürfen
können
Slide 9 - Sleepvraag
MODALE HULPWERKWOORDEN
dürfen
können
mögen
müssen
sollen
wollen
wissen
mogen, toestemming hebben
kunnen, in staat zijn tot
houden van, lusten
moeten (noodzaak)
moeten (opdracht, bevel)
willen
weten
Slide 10 - Tekstslide
modale werkwoorden t.t.
dürfen
können
mögen
müssen
sollen
wollen
wissen
ich
d
a
rf
kann
mag
muss
soll
will
w
eiß
du
d
a
rf-
st
kann -
st
mag -
st
muss -
t
soll -
st
will -
st
weiß -
t
er/sie/es
d
a
rf
kann
mag
muss
soll
wil
weiß
wir
dürf -
en
könn -
en
mög -
en
müss -
en
soll -
en
woll -
en
wiss -
en
ihr
dürf -
t
könn -
t
mög -
t
müss -
t
soll -
t
woll -
t
wiss -
t
sie/Sie
dürf -
en
könn -
en
mög -
en
müss -
en
soll -
en
woll -
en
wiss -
en
ge
-d
u
rf-
t
ge
-k
o
nn-
t
ge-
m
och
-
t
ge
-muss-
t
ge
-soll-
t
ge
- woll -
t
ge
-w
u
ss-
t
Slide 11 - Tekstslide
...................... du die Modalverben bilden?
A
Kannst
B
Könnst
C
Könn
D
Kann
Slide 12 - Quizvraag
____________ ihr die Modalverben bilden?
A
Könnt
B
Könnte
C
Konntet
D
Könntet
Slide 13 - Quizvraag
(Modalverben): jij wil - kan - moet
A
du-wollst- könnst- musst
B
du willst - kannst - musst
C
du-wollst- könnst- müsst
D
du-willst- könnst- sollst
Slide 14 - Quizvraag
(Modalverben): hij moet - weet - mag
A
er musst - weißt - darf
B
er muss - weißt - mag
C
er muss - weiß - darf
D
er muss - weiß - mag
Slide 15 - Quizvraag
Modalverben Präteritum
Modale hulpwerkwoorden in verleden tijd (o.v.t.)
Slide 16 - Tekstslide
modale werkwoorden v.t.
dürfen
können
mögen
müssen
sollen
wollen
wissen
ich
d
u
rf -
te
k
o
nn -
te
m
och
-
te
m
u
ss -
te
soll -
te
woll -
te
w
u
ss
-
te
du
d
u
rf - te
st
k
o
nn - te
st
m
och
-
te
st
m
u
ss-
test
soll-
te
st
woll -
te
st
w
u
ss -
t
er/sie/es
d
u
rf -
te
k
o
nn -
te
m
och
-
te
m
u
ss -
te
soll - te
woll -
te
w
u
ss -
te
wir
d
u
rf - `t
en
k
o
nn - t
en
m
ocht
-t
en
m
u
ss -
t
en
soll -
t
en
woll -
t
en
w
u
ss-
t
en
ihr
d
u
rf -
t
k
o
nn -
t
m
ocht
-
t
m
u
ss -
tet
soll -
tet
woll -
tet
w
u
ss -
tet
sie/Sie
d
u
rf -
en
k
o
nn -
en
m
ocht
-
en
m
u
ss -
t
en
soll -
te
n
woll -
t
en
w
u
ss-
t
en
ge
-d
u
rf-
t
ge
-k
o
nn-
t
ge-
m
och
-
t
ge
-m
u
ss-
t
ge
-soll-
t
ge
- woll -
t
ge
-w
u
ss-
t
Slide 17 - Tekstslide
Vergangenheit (o.v.t.)
zwak werkwoord
spielen
modal hulpwerkw
können
ich
spiel
t
e
konn
te
du
spiel
test
konn
test
er/sie/es
spiel
te
konn
te
wir
spiel
ten
konn
ten
ihr
spiel
tet
konn
tet
sie/Sie
spiel
ten
konn
ten
er
hat gespielt
hat gekonnt
Slide 18 - Tekstslide
wolltest
sollte
durften
mochtet
mochten
durftest
mochte
konnten
wolltet
wollten
sollte
mussten
wusste
ich
sollten
wusstest
konnte
du
er, sie, es
wir
ihr
Sie, sie
Slide 19 - Sleepvraag
Warum ___________ du gestern nicht kommen?
A
Könntest
B
Konntest
C
Kanntest
D
Konnst
Slide 20 - Quizvraag
Was ______ er denn?
A
wollte
B
willte
C
wollt
D
willt
Slide 21 - Quizvraag
Werkwoordvolgorde
Ich will das nicht.
Ich sage, dass ich das nicht will.
->
bijzin: vervoegd werkwoord aan het eind van de zin.
Slide 22 - Tekstslide
Werkwoordvolgorde
Ich will das nicht essen.
Ich sage, dass ich das nicht essen will.
->
bijzin: vervoegd werkwoord aan het eind van de zin.
Slide 23 - Tekstslide
Üben
Gegenwart
Übung 1
Übung 2
Übung 3
Übung 4
Vergangenheit
Übung 5
Übung 6
Slide 24 - Tekstslide
Kapitel 20 Über Menschen
Seite 224
Aufgabe A
Aussagen lesen!!
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Video
Kapitel 20 Über Menschen
Seite 236
Tipp lesen
Aussagen lesen
Text lesen
Fragen beantworten
Slide 27 - Tekstslide
HA für Dienstag 18.2.
Lernen: Seite 121 VL 1, 1. Spalte
Machen: Seite 333 Aufg 4,
Seite 335 Aufg 8
Kap 20 Aufg 2 fertig
Slide 28 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Goethe 3.12. Satzbildung
November 2023
- Les met
21 slides
a
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
Goethe 26.11. Modalverben
November 2023
- Les met
31 slides
a
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
V4 3.2. mww vt, Mord in Schloss Nordwald, Hören
23 dagen geleden
- Les met
24 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
V6 9.12. Sophie 22, K11 6, Modalverben + Satzbau
December 2024
- Les met
30 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
Modalverben
Januari 2024
- Les met
50 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
V4 16.9. mww vt,
September 2024
- Les met
20 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
24.11. K12 mod ww o.v.t., reflexive verben, Hören
November 2021
- Les met
21 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
8.11. Mhw v.t.
November 2023
- Les met
31 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3