6.4 rage

Een trend beschrijven
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Een trend beschrijven

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Welke trendy artikelen ken jij?

Slide 4 - Woordweb

Welke trends heb je in jouw land?

Slide 5 - Woordweb

H6- taak 4 lezen
Opdracht 2.1
We lezen samen de tekst. Geef een samenvatting van het stukje dat je hebt gelezen!

Slide 6 - Tekstslide

Welke zin is waar?
A
een trend kan jaren duren, een rage ook.
B
Een trend kan jaren duren, een rage is van korte duur.
C
een trend is tijdelijk en een rage ook.

Slide 7 - Quizvraag

de populariteit van sommige mobiele telefoons is een voorbeeld van een ...
A
trend
B
rage

Slide 8 - Quizvraag


Welke zin over trends is waar?
A
Trends zogen voor blijvende veranderingen in de samenleving
B
trends zorgen voor kleine veranderingen in de samenleving
C
trends zorgen voor een kritische kijk op de samenleving

Slide 9 - Quizvraag

waar of niet waar? Trendvolgers willen anders dan anderen zijn.
A
Waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Wat gebeurt er met een product als de rage voorbij is?
A
dan komt het meestal later weer terug
B
Dan is het vaak ook niet meer te koop
C
Dan zullen minder mensen het kopen

Slide 11 - Quizvraag

H6- taak 4- woorden
Ken je de betekenis van alle woorden?

Omschrijf minimaal 5 woorden uit taak 4!
blz 156

Slide 12 - Tekstslide

H6- taak 4- uitvoeren
Opdracht 4.
Praat over de volgende vragen

Opdracht 5.1
Doe de trendtest (formulier op Padlet)

Opdracht 5.2
Wat voor groep hebben we?

Opdracht 6.
Beschrijf een trend of rage uit jouw schooltijd

Slide 13 - Tekstslide

H6- taak 1, 2, 3 -idioom en verbindingen
Ik heb deze maand erg weinig geld. Ik ...........................

Mijn dochter logeert ........ een vriendinnetje vandaag!

Nu jullie!
Maak twee mooie en correcte zinnen!


blz 152
zit krap bij kas (krap bij kas zitten)
bij

Slide 14 - Tekstslide

Doe de trendtest

Slide 15 - Tekstslide

H6- taak 3- grammatica
De conjunctie: als, wanneer, toen



https://wordwall.net/nl/resource/42621906/code-deel-3-hf-6-toen-als-wanneer

'Als ik vakantie heb, ga ik uitslapen!'
Blz 154

Slide 16 - Tekstslide

H6- taak 4- slot
Opdracht 1.1 en 1.2
Wat zou je graag kopen?

Opdracht 2.
Dictoglos

1: alleen luisteren
2. luisteren en aantekeningen
3. schrijf het verhaal. Spelling en grammatica moeten juist zijn!
Doelgericht
Daarentegen
Leiden
Echter
Verstand.

Slide 17 - Tekstslide

H6- taak 4- uitvoeren
Slot
Opdracht 2

1. luisteren
2. aantekeningen 
3. vertel het verhaal na


  • doelgericht
  • daarentegen
  • leiden
  • echter
  •  verstand.
timer
25:00

Slide 18 - Tekstslide

H6- taak 4- 
Wat doe je als je een broek nodig hebt?
Een man stapt een winkel binnen, past snel en doelgericht twee of drie broeken en kiest de broek die goed genoeg is.
 Een vrouw doet dat anders.
 Ze gaat heel veel winkels langs tot ze de perfecte broek heeft gevonden.
 Dit is één van de verschillen in het koopgedrag tussen mannen en vrouwen.
 
Een ander verschil is dat mannen vooral winkelen voor dingen die ze op dat moment nodig hebben. Vrouwen winkelen daarentegen voor de gezelligheid en kunnen dingen kopen die ze pas later gaan gebruiken.
 
Een derde verschil is dat vrouwen zich bij het winkelen vaak door hun emoties laten leiden.
Mannen zijn echter veel nuchterder en gebruiken meer hun verstand.
Ten slotte willen mannen liever in hun eentje winkelen terwijl vrouwen graag met anderen shoppen.

Slide 19 - Tekstslide