Patroon van gezondheidsbeleving en -instandhouding
Vanwege de circulatiestoornissen en het gestoorde gevoel genezen wondjes vaak slecht. Met name de onderbenen zijn kwetsbaar. Neem maatregelen om verwondingen te voorkomen. Adviseer om geen knellende schoenen te dragen en de huid te masseren. Inspecteer de huid regelmatig. De zorgdrager is ook gevoelig voor infecties. Zorg voor een aseptische wondverzorging.
Instrueer de zorgvrager zich goed af te drogen met extra aandacht voor huidplooien, in verband met grotere gevoeligheid op smetten. Adviseer een regelmatig leefpatroon met voldoende rust. Stress en vermoeidheid hebben een negatief effect op de glucosebalans.
Voedings- en stofwisselingspatroon
Het voedingsadvies voor diabetici is gebaseerd op de richtlijnen voor een goede voeding. Om grote schommelingen in de bloedglucosespiegel te voorkomen, is het belangrijk dat de koolhydraten in de voeding regelmatig over de dag worden verdeeld. Het dieetadvies zal altijd bestaan uit drie hoofdmaaltijden; vaak worden er kleinere tussenmaaltijden geadviseerd om de toevoer van koolhydraten in de voeding te spreiden over de dag.
De voeding moet worden aangepast aan de energiebehoefte van de zorgvrager, in verband met zijn dagelijkse activiteiten. Ook de hoeveelheid insuline moet worden afgestemd op de voeding en activiteit. Als de zorgvrager een uitgebreide maaltijd gaat eten, moet hij meer insuline spuiten. Als de zorgvrager veel plast en veel drinkt, kan dit duiden op ontregeling van zijn diabetes, namelijk hyperglykemie. In dat geval moeten bloedglucose en urineglucose bepaald worden en moet eventueel de arts ingeschakeld worden om de bloedglucose beter te regelen.
Koolhydraten
Een beperking in geraffineerde zetmeelrijke voedingsmiddelen en producten die veel vrije suikers bevatten, is aan te bevelen. De totale hoeveelheid koolhydraten in de voeding en de hoeveelheid insuline die beschikbaar is, zijn de belangrijkste beïnvloeders van de bloedglucosewaarden na de maaltijd.
Er zijn vele soorten koolhydraten. Hieronder bespreken we er een aantal.
Suiker
Het gebruik van suiker in de voeding van diabetici hoeft geen aanleiding te zijn tot sterke wisselingen in het glucosegehalte van het bloed, maar de hoeveelheid suiker moet wel berekend worden. Het is aan te raden om suiker in combinatie met andere voedingsstoffen te gebruiken, zodat het glucosegehalte niet te snel stijgt. Een voorbeeld hiervan is een volkorenboterham met ‘gewone’ jam.
Sorbitol
Sorbitol (suikervervanger zoals in kauwgom) is een zoetstof waarvoor geen insuline in het lichaam nodig is om deze te verwerken. Sorbitol heeft een laxerende werking wanneer er meer dan 40 g per dag van wordt gebruikt. Sommige diabeten ervaren echter al klachten bij een inname van 20 g per dag.
Fructose
Fructose is een koolhydraat dat een hogere zoetkracht heeft dan ‘gewone suiker’. Er is dus minder van nodig om een zoete smaak te bereiken. Fructose wordt toegepast in gebak en in chocolade.
Energievrije zoetstoffen
Cyclamaat, sacharine en aspartaam zijn energievrije zoetstoffen met een zeer hoge zoetkracht. Er is slechts weinig van nodig om een zoete smaak te verkrijgen. Deze zoetstoffen worden gebruikt in zoetjes en light-frisdranken.
Suikervrije producten
Het gebruik van suikervrije producten wordt afgeraden, omdat deze vaak rijk zijn aan verzadigd vet. Dit geldt met name voor suikervrij gebak, koekjes en chocolade. Het gebruik van verzadigd vet kan aanleiding zijn voor het ontstaan van hart- en vaatziekten. Diabetici hebben een verhoogde kans op het ontstaan van deze aandoeningen.
Voedingsvezels
Voedingsvezels hebben een positief effect op de gezondheid. Het gebruik van voldoende vezels geeft hoogstwaarschijnlijk een lager risico op diabetes type 2 en hart- en vaatziekten en zorgt voor een stabielere bloedglucosespiegel bij zorgvragers met diabetes.
Alcohol en voeding bij diabetes mellitus
In het voedingsadvies voor diabetici wordt voor alcohol dezelfde richtlijn gehanteerd als voor de richtlijnen voor een goede voeding: het is aan te raden niet meer dan twee consumpties per dag te gebruiken, maar doe dat niet elke dag. Wanneer alcoholgebruik aanleiding geeft tot het ontstaan van een hypo is het aan te raden om een koolhydraatrijk voedingsmiddel erbij te gebruiken, bijvoorbeeld een paar toastjes of crackers, eventueel met beleg. Bij gebruik van bepaalde typen bloedglucoseverlagende medicijnen kan het drinken van alcohol leiden tot hypoglykemie.
Uitscheidingspatroon
Houd er rekening mee dat mensen met diabetes gemakkelijker een urineweginfectie oplopen. Bij klachten betreffende het plassen kan het nuttig zijn de urine te laten onderzoeken. Bij zorgvragers met een urinekatheter moet extra gelet worden op hygiëne. Een urineweginfectie ontregelt vaak de bloedglucosespiegel in het bloed. Je controleert dan extra op het bloedglucosegehalte.
Activiteitenpatroon
Bij inspanning wordt er extra energie gebruikt, zodat er een extra grote toevoer van energie nodig is. De zorgvrager moet dus extra eten. Als je meer eet, heb je ook meer insuline nodig, omdat anders de glucose de cel niet in kan.
De extra (grote) maaltijd kan voor, tijdens of na de sportbeoefening worden gebruikt. De hoeveelheid voedsel is afhankelijk van de soort, de duur van de inspanning en de mate van getraindheid van de zorgvrager. Het moment waarop de extra maaltijd wordt gegeten, is afhankelijk van de voorkeur van de zorgvrager als het gaat om kortdurende activiteiten. Als het om duursporten gaat, is het noodzakelijk dat er op tijd wordt gegeten, om hypo’s te voorkomen en toch de inspanning goed te kunnen volbrengen. Tijdens de inspanning zelf moeten dan ook de nodige tussenmaaltijden worden gegeten. De zorgvrager kan snel vermoeid zijn.
Omdat zijn zicht en gevoel kunnen verslechteren, zal hij geleidelijk meer hulp nodig hebben bij de zelfzorg. Geef hem advies over makkelijk te sluiten kleding en hulpmiddelen in het huishouden. Schakel zo nodig de ergotherapeut in. Ook het insulinespuiten zal hij soms niet meer zelf kunnen doen.
Omdat er vaak een slechte doorbloeding van en verminderd gevoel in de voeten is, moet de zorgvrager zichzelf aanleren om dagelijks zijn voeten te inspecteren op roodheid, blaren of wondjes. De nagels van de voeten kunnen het best door een gespecialiseerde pedicure worden geknipt, zeker als de zorgvrager kalknagels heeft.
Cognitie- en waarnemingspatroon
De zorgvrager met diabetes kan vaak zelf zijn bloedglucose regelen. Goede regulatie van de bloedglucose helpt om late complicaties te voorkomen. Een goede voorlichting is daarbij essentieel. Instrueer hem dus goed. Leer hem of zijn mantelzorger zijn bloedglucose te bepalen. Geef hen informatie over hoe ze een hypo en een hyper kunnen signaleren en hoe ze die moet behandelen. Instrueer hem of zijn mantelzorger hoe ze insuline moeten spuiten en waar ze op moet letten. De injectietechniek en de plaats van injecteren is belangrijk voor een goede opname in het bloed. Vertel de zorgvrager dat hij niet steeds in hetzelfde kleine gebied moet prikken.
De zorgvrager kan zenuwstoornissen krijgen, die pijn of gevoelloosheid veroorzaken. Neem deze klachten serieus, laat de zorgvrager ruimte om te vertellen hoe hij die klachten beleeft en geef adviezen over hoe hij hier mee om moet gaan.
Zelfbelevingspatroon
De ziekte heeft behoorlijke consequenties voor het leven van de zorgvrager. Hij zal er altijd rekening mee moeten houden. Dit kan heel belastend zijn. Daarbij kunnen alle zelfzorgtaken die hij krijgt hem te zwaar vallen. Meestal zal hij, behalve door een wijkverpleegkundige van de thuiszorg, begeleid worden door de diabetespolikliniek. Ondersteun de zorgvrager, zodat hij voelt de verantwoordelijkheid te (kunnen) delen.
Multidisciplinaire zorg
Mensen met diabetes mellitus worden meestal door een multidisciplinair team begeleid. In dit team doen - conform de NDF Zorgstandaard - de volgende zorgverleners mee: kerndisciplines zijn (huis)arts, praktijkondersteuner/ praktijkverpleegkundige, diabetesverpleegkundige, praktijkassistent en diëtist. Daarnaast worden structurele werkafspraken gemaakt met specialisten uit de tweede lijn (oogarts, internist, nefroloog, cardioloog, neuroloog, vaatchirurg, klinisch chemicus) en apotheker, fysiotherapeut, maatschappelijk werker, (medisch) psycholoog en podotherapeut/pedicure.