Theme 4 - Grammar: Present Simple vs. Present Continuous + Object plus infinitive

Theme 4: Grammar
Present Simple vs. Present Continuous
Object plus infinitive
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Theme 4: Grammar
Present Simple vs. Present Continuous
Object plus infinitive

Slide 1 - Tekstslide

Deze LessonUp gaat over?
- Theme 4, Grammar 11 + 12
- Hoe vorm je de present simple + present continuous?
- Wanneer gebruik je welke vorm? / Hoe weet je het verschil?
- Hele werkwoord + to 
- Wanneer gebruik je deze vorm? 
- Oefenopdrachten
- Stepping Stones: opdracht J25, J26 + J27

Slide 2 - Tekstslide

Grammar 11:
Present Simple vs. Present Continuous

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Wat weet/kun je al?

Slide 5 - Tekstslide

1. The class _____ (begin) at nine every day.
A
begin
B
begins
C
is beginning
D
are beginning

Slide 6 - Quizvraag

2. I _____ (not work) on Sundays.
A
don't work
B
doesn't work
C
am not working
D
are not working

Slide 7 - Quizvraag

3. You should take your umbrella with you, it _____ (rain).
A
rain
B
rains
C
is raining
D
are raining

Slide 8 - Quizvraag

4. So annoying, he _____ (often arrive) late.
A
often arrive
B
often arrives
C
is often arriving
D
are often arriving

Slide 9 - Quizvraag

5. Ssstt be quiet! Anna _____ (sleep).
A
sleep
B
sleeps
C
is sleeping
D
are sleeping

Slide 10 - Quizvraag

Present Simple
- Bij feiten, gewoonten en regelmatige gebeurtenissen.
- Hele werkwoord of werkwoord + s (he/she/it)
   ->  I walk, he walks      We eat, she eats     You take, it takes

- Vraagzinnen: "do/does" + werkwoord                  "Do you read?"
- Ontkenningen: "don't/doesn't" + werkwoord    "I don't read."

Slide 11 - Tekstslide

Present Continuous
- Dingen die nu aan de gang zijn
- Om irritatie uit te drukken
- Am/is + werkwoord + ing
   -> I am reading      He is eating     They are driving
- Vraagzinnen: am/is + werkwoord + ing           "Are you reading?"
- Ontkenningen: am/is not + werkwoord + ing  "I am not reading"

Slide 12 - Tekstslide

Verschil?
- Altijd zo (present simple) of op dit moment (continuous)
- Let op signaal woorden: 
   Present simple = always, never, often, usually
   Present continuous = now, at the moment, currently, right now

Slide 13 - Tekstslide

6. We _____ (go) to the cinema this weekend.

Slide 14 - Open vraag

7. My mum _____ (clean) the kitchen every day.

Slide 15 - Open vraag

8. How long _____ (she stay) in London?

Slide 16 - Open vraag

9. He usually _____ (do) his homework in the evening.

Slide 17 - Open vraag

10. My mum and dad _____ (go) on holiday tomorrow.

Slide 18 - Open vraag

Grammar 12
Object plus infinitive

Slide 19 - Tekstslide

Wat is het?
-> I told him     to sit     down. 
-> Mum would like you     to do     the groceries. 

- De "to + hele werkwoord" vorm gebruik je na werkwoorden 
   die een wens of bevel uitdrukken. 
- Vaak bij werkwoorden zoals: ask, expect, mean, order, tell, 
   warn, would like, would love

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Let op:
- Na de werkwoorden "let" & "make, en na werkwoorden die
   een waarneming met je zintuigen aangeven gebruik je niet
   "to". 

-> Tom let me use his phone. 
-> She made us feel so at home. 
-> We heard somebody close the door. 

Slide 22 - Tekstslide

11. My boss told _____ (I, do) the reports before Friday.
A
I to do
B
me to do
C
I do
D
me do

Slide 23 - Quizvraag

12. I warned _____ (he, not, drive) too quickly because of the bad weather.
A
he not to drive
B
he not drive
C
him not to drive
D
him not drive

Slide 24 - Quizvraag

13. I watched _____ (she, get) out of her car and trip.
A
her to get
B
she to get
C
her get
D
she get

Slide 25 - Quizvraag

14. Lucy saw _____ (he, perform) at the theatre last week.
A
he to perform
B
him to perform
C
he perform
D
him perform

Slide 26 - Quizvraag

15. Nobody wanted to go to the conference, but Mark forced _____ (we, go).
A
we to go
B
we go
C
us to go
D
us go

Slide 27 - Quizvraag

Rest van deze les:
- Ga bezig met de opdrachten van Theme 4 - J. Grammar
   (opdracht 25, 26 & 27)
- Klaar? -> Ga alvast kijken naar de leerstof voor Theme 3
  (toets is volgende week donderdag, 27 januari)
       - Vocabulary
       - Stones
       - Grammar 

Slide 28 - Tekstslide