In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
How was your spring break?
Slide 2 - Woordweb
theme 4 : after school
Theme 4
After School
Slide 3 - Tekstslide
What is theme four all about?
Talking about your passions (stone 10)
Talking about part-time jobs (stone 11)
Talking about earning & spending money. (stone 12)
Grammar: relative clauses--> betrekkelijke bijzinnen the present simple & present continuous--> tegenwoordige tijd possessive pronouns--> bezittelijke voornaamwoorden.
Slide 4 - Tekstslide
Goal for today:
At the end of today's lesson you will know how to use and create the present continuous and will have practised using possessive pronouns.
Slide 5 - Tekstslide
SHIT rule
Slide 6 - Woordweb
Wat is de present simple?
Slide 7 - Woordweb
Wat is de present continuous?
Slide 8 - Open vraag
Wanneer gebruik je de present continuous?
Wanneer iets nu- op dit moment- gebeurd. Bijvoorbeeld : I am teaching. dit doe ik nu. er komt dan dus /ing/ achter de stam van het werkwoord teach. Hoe maak je deze vorm? Na het onderwerp krijg je altijd een vorm van to be, daarna de stam+ ing.
Wat is het verschil met de present simple? --> de present simple gebruik je om feiten aan te geven en dingen die standaard gebeuren.
Slide 9 - Tekstslide
It never is snowing / snows near the coast.
A
is snowing
B
snows
Slide 10 - Quizvraag
Vertaal: Ik dans elke dag.
Slide 11 - Open vraag
What do you think of? / are you thinking of? You look so distracted!
A
think of?
B
are you thinking of?
Slide 12 - Quizvraag
They are running towards the field.
A
present simple
B
present continuous
Slide 13 - Quizvraag
vertaal: Vannessa gaat elke week naar de supermarkt.
Slide 14 - Open vraag
She is lying to you.
A
present simple
B
present continuous
Slide 15 - Quizvraag
He agrees with us.
A
present simple
B
present continuous.
Slide 16 - Quizvraag
maak de present continuous voor de volgende zin: She can't come to the phone right now because she (to work).
Slide 17 - Open vraag
I hate school.
A
present simple
B
present continuous
Slide 18 - Quizvraag
maak de present continuous voor de volgende zin: They (get) ready for school as we speak!
Slide 19 - Open vraag
I am taking a break.
A
present simple
B
present continuous
Slide 20 - Quizvraag
That guy's shirt smells bad.
A
present simple
B
present continuous
Slide 21 - Quizvraag
He works at Starbucks.
A
present simple
B
present continuous
Slide 22 - Quizvraag
maak de present continuous voor de volgende zin: I (leave) this town as soon as I graduate.
Slide 23 - Open vraag
Vertaal het nederlands woordje in de zin: That is /mijn/ book.
A
mine
B
my
Slide 24 - Quizvraag
This laptop is mine/my.
A
mine
B
my
Slide 25 - Quizvraag
Vertaal het Nederlandse woordje in de zin: She is /zijn/ aunt.
A
her
B
his
C
our
D
your
Slide 26 - Quizvraag
Those bags are your/yours.
A
your
B
yours
Slide 27 - Quizvraag
the dog went into its/it's crate.
A
its
B
it's
Slide 28 - Quizvraag
Is that your/you're mother?
A
your
B
you're
Slide 29 - Quizvraag
It's no (opoffering) to help him every day.
A
offering
B
offer
C
sacrifise
D
sacrifice
Slide 30 - Quizvraag
Vertaal: Ik ben wat geld aan het sparen om binnenkort een brommer te kopen.
Slide 31 - Open vraag
vertaal: Dansen is een tijdverdrijf waarvoor ik heel gepassioneerd ben.