Thema 3 Genetica BS 5 Speciale manieren van overerving

Thema 3 Genetica
Basisstof 6 Speciale manieren van overerven
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 3 Genetica
Basisstof 6 Speciale manieren van overerven

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag

  • Herhaling BS 5
  • Uitleg BS 6

Slide 2 - Tekstslide

Tot nu toe gehad...
  • Monohybride:                                               Aa    x    Aa

  • Intermediair (onvolledig dominant): IAIa    x    IAIa
  • X-chromosomaal:                                       XAXa   x   XAY
  • Dihybride:                                                       AaBb   x   aaBb

Slide 3 - Tekstslide

Intermediair fenotype
Codominant fenotype

Slide 4 - Tekstslide

De ziekte van Duchenne (een ernstige spierziekte) wordt bepaald door een recessief gen op het X-chromosoom. Een man en vrouw zonder de ziekte krijgen een zoon met de ziekte. Hoe groot is de kans dat hun tweede kind, een dochter, draagster is van het allel voor de ziekte?
timer
3:00

Slide 5 - Open vraag

Vandaag krijg je uitleg over
Speciale manieren van overerven: 
- Letale allelen
- Multipele allelen



Slide 6 - Tekstslide

BS5 SPECIALE MANIEREN VAN OVERERVEN
Leerdoel

Je kunt kruisingsschema's maken van onafhankelijke overerving van multipele allelen, letale factoren en gekoppelde genen.

Slide 7 - Tekstslide

Multipele allelen
Drie allelen (IA, IB en i) combineren tot 4 bloedgroepen: 
Bloedgroep A:      IAIA of IA
Bloedgroep B:      IBIB of IB
Bloedgroep AB:   IAIB
Bloedgroep 0:      ii 

Slide 8 - Tekstslide

Een vrouw met bloedgroep 0 krijgt een kind met een man met bloedgroep AB. Hoe groot is de kans dat het kind bloedgroep A heeft?
timer
3:00

Slide 9 - Open vraag

Letale allelen
Een allel zorgt ervoor dat een organisme niet levensvatbaar is wanneer het homozygoot (twee maal) aanwezig is. (Dit kan ook een dominant allel zijn)

Voorbeeld: q is een letaal allel bij muizen. Je kruist twee heterozygote muizen (Qq). 
25% van die nakomelingen heeft genotype qq: die zijn dus niet levensvatbaar. 
Van de overige muizen is 2/3 (66,7%) Qq en 1/3 (33,3%) QQ. 

Slide 10 - Tekstslide

p is een letaal allel bij cavia's. Je kruist cavia Pp met cavia Pp. Hoeveel % van de levend geboren jongen heeft genotype Pp?
timer
3:00

Slide 11 - Open vraag

ZELF aan de slag
1. Maak opdracht 53 t/m 55









Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Alle nakomelingen
 in de F1 zijn:        

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht: Gekoppelde dihybride kruising
Onderzoekers ontdekten dat geen van beren in de F2 een gekrulde bruine vacht hadden of een gladde zwarte vacht. Daarom denken ze dat er sprake is van gekoppelde overerving.

Maak een kruisingsschema, ga er nu van uit dat de allelen gekoppeld zijn. De kruising begint als volgt:
P:     


Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Twee konijnen met lang haar en rechtopstaande oren die beide heterozygoot zijn voor deze eigenschappen planten zich voort. De genen voor deze eigenschappen liggen op hetzelfde chromosoom. Hoeveel procent van de nakomelingen zal kort haar en flaporen hebben?
timer
5:00

Slide 22 - Open vraag

Bij pronkerwten zijn de allelen P en L gekoppeld. 

P = paarse bloemkleur en is dominant over rode bloemen.


Bij stuifmeelkorrels blijken twee vormen voor te komen: 

L = langwerpige stuifmeelkorrels
l = ronde stuifmeelkorrels

Een plant met rode bloemen en rond stuifmeel wordt gekruist met
een ouder die heterozygoot is voor beide eigenschappen:
Wat zijn de verhoudingen van de fenotypes in de F1-generatie?
A
0/100
B
25/75
C
50/50
D
20/80

Slide 23 - Quizvraag

Pronkerwten
Bij pronkerwten zijn de genen A en B gekoppeld. 

A = paarse bloemkleur en is dominant over rode bloemen.


Bij stuifmeelkorrels blijken twee vormen voor te komen: 

B = langwerpige stuifmeelkorrels
b = ronde stuifmeelkorrels

Een plant met rode bloemen en rond stuifmeel wordt gekruist met
een ouder die heterozygoot is voor beide eigenschappen:
De fenotypen van de F1 = 50% is Paars en Langwerpig en 50% is rood en rond

Hoe liggen de allelen verspreid over de chromosomen bij de heterozygote ouder?

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

F1 : 38 kuifkanariejongen en 18 kanariejongen zonder kuif.
Wat kun jij zeggen over het genotype van de ouders? Is hier waarschijnlijk sprake van een letale factor? Leg je antwoord uit.

Slide 26 - Open vraag

De overerving van witte ogen is recessief en x-chromosomaal bij fruitvliegjes. Hoe groot is de kans op een wit ogige nakomeling bij de volgende kruising:
Wit ogig vrouwtje x roodogig mannetje.

Slide 27 - Open vraag

De kweker voert talloze kruisingen uit met dezelfde twee petunia's. Uit deze kruising komen 74 roze petunia's, 38 witte petunia's en 37 paarse petunia's. Wat zijn de genotypen van de ouder-petunia's?

Slide 28 - Open vraag

Slide 29 - Tekstslide

Huiswerk
Maken opgaven: 54 t/m 61 
van Basisstof 6: Speciale manieren van overerven

Slide 30 - Tekstslide

Bestudeer de stamboom hiernaast.

Hoe erft deze ziekte (ingekleurd vierkantje/rondje) over?

Slide 31 - Open vraag

Nogmaals dezelfde stamboom.
In eerste oogopslag lijkt de ziekte X-chromosomaal over te erven.

Geef een aanwijzing uit de stamboom waaruit dit blijkt.

Slide 32 - Open vraag

Bestudeer de stamboom hiernaast.

De vraag is of de ziekte daadwerkelijk X-chromosomaal overerft.

Valt dat MET ZEKERHEID vast te stellen in deze stamboom?

Slide 33 - Open vraag