Thema 3 Genetica BS 5 Speciale manieren van overerving

Thema 3.5!
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 3.5!

Slide 1 - Tekstslide

Tot nu toe gehad...
  • Monohybride: Aa x Aa

  • Intermediair: IAIa x IAIa
  • X-chromosomaal: XAXa x XAY

Slide 2 - Tekstslide

De ziekte van Duchenne (een ernstige spierziekte) wordt bepaald door een recessief gen op het X-chromosoom. Een man en vrouw zonder de ziekte krijgen een zoon met de ziekte. Hoe groot is de kans dat hun tweede kind, een dochter, draagster is van het allel voor de ziekte?
timer
3:00

Slide 3 - Open vraag

Vandaag krijg je uitleg over
Speciale manieren van overerven: 
- Letale allelen
- Gekoppelde en ongekoppelde overerving 
   (dihybride kruisingen) 
- Multipele allelen



Slide 4 - Tekstslide

Multipele allelen
Drie allelen (IA, IB en i) combineren tot 4 bloedgroepen: 
Bloedgroep A:      IAIA of IA
Bloedgroep B:      IBIB of IB
Bloedgroep AB:   IAIB
Bloedgroep 0:      ii 

Slide 5 - Tekstslide

Een vrouw met bloedgroep 0 krijgt een kind met een man met bloedgroep AB. Hoe groot is de kans dat het kind bloedgroep A heeft?
timer
3:00

Slide 6 - Open vraag

Letale allelen
Een allel zorgt ervoor dat een organisme niet levensvatbaar is wanneer het homozygoot (twee maal) aanwezig is. 

Voorbeeld: q is een letaal allel bij muizen. Je kruist twee heterozygote muizen (Qq). 
25% van die nakomelingen heeft genotype qq: die zijn dus niet levensvatbaar. 
Van de overige muizen is 2/3 (66,7%) Qq en 1/3 (33,3%) QQ. 

Slide 7 - Tekstslide

p is een letaal allel bij cavia's. Je kruist cavia Pp met cavia Pp. Hoeveel % van de levend geboren jongen heeft genotype Pp?

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Alle nakomelingen F1 zijn:

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht: Gekoppelde dihybride kruising
Onderzoekers ontdekten tijdens een kruising dat geen van de beren in de F2 een gekrulde (G) bruine vacht (z) hadden of een gladde (g) zwarte vacht (Z). Daarom denken ze dat er sprake is van gekoppelde overerving.

Maak een kruisingsschema t/m F2, ga er nu van uit dat de allelen gekoppeld zijn. Noteer ook de verhoudingen.
De kruising begint als volgt:
                                                            P:     


Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Bij pronkerwten zijn de allelen P en L gekoppeld. 

P = paarse bloemkleur en is dominant over rode bloemen.


Bij stuifmeelkorrels blijken twee vormen voor te komen: 

L = langwerpige stuifmeelkorrels
l = ronde stuifmeelkorrels

Een plant met rode bloemen en rond stuifmeel wordt gekruist met
een ouder die heterozygoot is voor beide eigenschappen:
Wat zijn de verhoudingen van de fenotypes in de F1-generatie?
A
0/100
B
25/75
C
50/50
D
20/80

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide