AFP les 6 hormoonstelsel (diabetes)

Les 6 ziekten van hormoonstelsel (diabetes)
Learnbeat: ziekteleer: 29.8 ziekten van het hormoonstelsel  
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgendeMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Les 6 ziekten van hormoonstelsel (diabetes)
Learnbeat: ziekteleer: 29.8 ziekten van het hormoonstelsel  

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je benoemt de symptomen van diabetes mellitus, hyperglykemie en hypoglykemie
  • Je legt uit hoe je moet handelen bij een hypo- hyperglykemie 

Slide 2 - Tekstslide

Ik heb last van mijn hormonen
Ja
Nee

Slide 3 - Poll

Diabetes mellitus

Slide 4 - Woordweb

Slide 5 - Video

Wat betekent ''Diabetes Mellitus''?
A
Stroperige doorstroming
B
Mierzoete doorstroming
C
Honingzoete stroperigheid
D
Honingzoete doorstroming

Slide 6 - Quizvraag

Hoeveel mensen in NL hebben diabetes?
A
500.000
B
1,2 miljoen
C
3 miljoen
D
7 miljoen

Slide 7 - Quizvraag

De alvleesklier

Slide 8 - Tekstslide

Diabetes veroorzaak je zelf
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Diabetes kun je voorkomen
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag

Hoe krijg je diabetes?

Slide 11 - Woordweb

Ik leef gezond
Ja
Redelijk
Nee

Slide 12 - Poll

Dit zijn leefstijladviezen die voor iedereen gelden:


  • Eet gezond.
  • Houd het gewicht onder controle.
  • Beweeg voldoende.
  • Niet roken.
  • Alcohol met mate.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Hoeveel % heeft type 1 en hoeveel % heeft type 2?

Slide 16 - Open vraag

Er is nog een 3e vorm van diabetes
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de streefwaarde voor de bloedsuiker?

Slide 18 - Open vraag

Waarden
Nuchter prikken (8 uur geen eten)
Onder de 6,1 mmol/l - geen diabetes
Tussen de 6,1 en 6,9 mmol/l - voorstadium van diabetes
Boven de 6,9 mmol/l - diabetes

Niet nuchter
Onder de 7,8 mmol/l - geen diabetes
Tussen de 7,8 en 11 mmol/l - geen oordeel mogelijk
Boven de 11 mmol/l - diabetes
2 keer 7 mmol/l
1 keer 11 mmol/l

Slide 19 - Tekstslide

Welke verschijnselen zie je bij diabetes?

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Video

Slide 22 - Tekstslide

Hoeveelheid suiker in het bloed
Hormoon dat ervoor zorgt dat glucose wordt omgezet in glycogeen
Ziekte door problemen bij de productie van en/of reactie op insuline
Belangrijkste suiker in het bloed
Hormoon dat glycogeen wordt omgezet in glucose
Glucosegehalte
Insuline
Diabetes
Glucose
Glucagon

Slide 23 - Sleepvraag

Je kunt genezen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Behandeling
  • Aanpassen leefstijl
  • Behandeling met medicatie
  • Behandeling met insuline

Insuline valt onder te verdelen in: kortwerkend, middellangwerkend, langwerkend en combinaties hiervan. 
Ook de plaats van de injectie bepaalt hoe lang het duurt voor insuline zal werken.

Slide 25 - Tekstslide


Welke van deze soorten insuline dien je direct voor of in het begin van de maaltijd toe?
A
1
B
2
C
3

Slide 26 - Quizvraag

Welke spuitplaatsen zijn er om insuline te injecteren?

Slide 27 - Open vraag

Meneer Verbeek is een zorgvrager met diabetes mellitus. Zorgverlener Floris gaat insuline bij meneer toedienen, omdat meneer daar zelf moeite mee heeft. Floris ziet dat meneer op zijn buik spuitplekken heeft. Meneer Verbeek zegt: 'Spuit daar maar in. Dan voel ik er niks van.'
A
Is goed!
B
Nee!!!

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Welk orgaan maakt insuline aan?
A
Lever
B
Galblaas
C
Nieren
D
Alvleesklier

Slide 31 - Quizvraag

Welke vorm van diabetes krijg je op oudere leeftijd
A
Diabetes Type 1
B
Diabetes Type 2

Slide 32 - Quizvraag

Bij diabetes type 2
wordt er ...
A
... geen insuline meer aangemaakt door de alvleesklier
B
...te weinig insuline aangemaakt en/of reageert het lichaam er niet meer goed op.
C
... wel insuline aangemaakt, maar dat wordt weer afgebroken.

Slide 33 - Quizvraag

Welk type diabetes is insuline afhankelijk
A
Diabetes Type 1
B
Diabetes Type 2

Slide 34 - Quizvraag

Diabetes bij kinderen is altijd type 1
A
Juist
B
Onjuist

Slide 35 - Quizvraag

We spreken van een hypo(glykemie) bij een glucosewaarde
A
onder de 4 mmol/l
B
onder de 6 mmol/l
C
boven de 8 mmol/l
D
boven de 10 mmol/l

Slide 36 - Quizvraag

Patiënt X heeft een bloedsuiker van 3,3 mmol. Wat doe je?
A
Patiënt X heeft een hyperglycemie. Je dient extra insuline toe.
B
Patiënt X heeft een hypoglycemie. Je dient extra insuline toe.
C
Patiënt X heeft een hyperglycemie. Je geeft je patiënt snelle koolhydraten, bijvoorbeeld een Dextro-pil
D
Patiënt X heeft een hyperglycemie. Je geeft je patiënt snelle koolhydraten, bijvoorbeeld een Dextro-pil

Slide 37 - Quizvraag

Waar wordt glucose opgeslagen als je lichaam het niet direct nodig heeft?
A
Alvleesklier
B
Lever
C
Maag
D
Galblaas

Slide 38 - Quizvraag

Wanneer geeft de pancreas insuline af? En wanneer glucagon?

Slide 39 - Open vraag

Gaan de volgende krantenkoppen over diabetes type 1 of type 2?

Diabetes type 1

Diabetes type 2

Nieuwe uitvinding voor kinderen met diabetes: bloedsuiker meten zonder prikken.
Kwartier bewegen per dag verlaagt risico op diabetes.
Meer mensen met diabetes door stijging van de gemiddelde leeftijd. 
Paar kilo afvallen zorgt al voor lager risico op diabetes.

Slide 40 - Sleepvraag

Bij diabetes ruikt iemand naar zoete appeltjes
A
Waar
B
Niet waar

Slide 41 - Quizvraag

Slide 42 - Video

Als je twijfelt handel je naar..
A
Hypo
B
Hyper

Slide 43 - Quizvraag

Denk jij nu voldoende kennis te hebben om een zorgvrager met diabetes goede zorg te kunnen bieden?
(0= zeker niet 10= zeker wel)
0100

Slide 44 - Poll

Zelf aan de slag
1. Leg uit wat er aan de hand is bij een hypo en hyper 
2. Hoe handel je bij een cliënt met een hypo en hyper? 
3.  Noem de meest (min 5) voorkomende complicaties bij mensen met diabetes en leg uit waar jij als VZ-IG op moet letten

Inleveren in Magister

Slide 45 - Tekstslide