PULSAR H9.5 spelen met weerstand

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Elektriciteit

Paragraaf 9.5

Hoofdstuk Elektriciteit

Leerdoelen:

- Rekenen met wet van Ohm.

- Rekenen aan serie en parallel.

- Kennen van de NTC en LDR.

De wet van Ohm.

Ontdek met de pHet-simulatie het verband tussen:

De weerstand(R) gemeten in ohm;

De stroomsterkte (I) gemeten in ampère;

De spanning(U) gemeten in volt.

             Maak een filmpje van de uitvoering. 

             Laat dit de volgende les zien.

Druk op pHet-Wet van Ohm

Ga op onderzoek uit.

1. Verander de spanning van 4,5V naar 9V, en weer terug.
2. Wanneer de spanning groter wordt, wordt de stroomsterkte groter / kleiner. 
3. Wanneer de spanning kleiner wordt, wordt de stroomsterkte groter /  kleiner. 
4. Druk op de reset knop. Verander de weerstand van 500 ohm naar 250 ohm, en weer terug. 
5. Wanneer de weerstand kleiner wordt, wordt de stroomsterkte groter / kleiner. 
6. Wanneer de stroomsterkte kleiner wordt, wordt de weerstand groter / kleiner.

Wet van Ohm

Geeft het verband tussen: spanning stroomsterkte en weerstand.

R=​I​​U​​

R=Ω

U=V

I=A

Eigenschappen serie

- Overal gelijke stroomsterkte. 

- Spanning wordt verdeeld over weerstanden. (Utot = U1 + U2)

- Vervangingsweerstand: Rv = R1 + R2 

   

  afzonderlijke weerstanden vervangen door 

   één weerstand: bij elkaar optellen.

Eigenschappen parallel.

- Elk onderdeel dezelfde spanning:

- Stroom wordt verdeeld: 

- Vervangings weerstand:

U​BAT​​=U​1​​=U​2​​=...

I​TOT​​=I​1​​+I​2​​+...

​R​v​​​​1​​=​R​1​​​​1​​+​R​2​​​​1​​+...

Antwoorden

(U=IR            I​tot​​=I​1​​=I​2​​)

I​tot​​=​R​v​​​​U​tot​​​​=​90​​18​​=0,20 A

U​1​​=I​1​​⋅R​1​​=0,20⋅20=4,0 V

U​2​​=I​2​​⋅R​2​​=0,20⋅70=14 V

Eigenschappen parallel.

- Elk onderdeel dezelfde spanning:

- Stroom wordt verdeeld: 

- Vervangings weerstand:

U​BAT​​=U​1​​=U​2​​=...

I​TOT​​=I​1​​+I​2​​+...

​R​v​​​​1​​=​R​1​​​​1​​+​R​2​​​​1​​+...

Voorbeeldopgave Parallel

Stel:  weerstand 1 = 15 ohm en weerstand 2 = 20 ohm.

Spanning batterij: 6,0 V

Hoe groot is U1 en U2?

Bereken:

- Rv

- Itot

R​v​​=​G​v​​​​1​​=​0,07​​1​​=14 Ω