1. Levenskenmerken noemen en toelichten 2. Cel onderdelen benoemen en kunnen beschrijven
3. Eigenschappen van cellen van planten, dieren, schimmels en bacteriën benoemen
4. Stofwisselingsprocessen, verbranding en fotosynthese betekenis kunnen omschrijven in verband met lichaam
5. Delen waaruit een weefsel, orgaan of orgaanstelsel uit bestaat benoemen.
6. Processen die plaatsvinden in een organisme en de onderlinge samenhang kunnen omschrijven (voedselopname, gaswisseling, etc.).