H3 week 5

H3 Week 5
-zinsvolgorde in het Frans 
- afmaken les 2 van hoofdstuk 3
- oefenen met expressions / gesprek voeren
- trainer maken : maken in je aantekeningenschrift en een fotootje uploaden in magister
- klaar met trainer? Maak 80/84 en 85 op epack

 
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H3 Week 5
-zinsvolgorde in het Frans 
- afmaken les 2 van hoofdstuk 3
- oefenen met expressions / gesprek voeren
- trainer maken : maken in je aantekeningenschrift en een fotootje uploaden in magister
- klaar met trainer? Maak 80/84 en 85 op epack

 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

1. l'ordre des mots: woordvolgorde
- De woordvolgorde van een zin is in het algemeen als volgt:  

onderwerp + werkwoord + lijdend vwp + meewerkend vwp   =>  

J’achète un cadeau pour ma sœur.  -                  Ik koop een cadeau voor mijn zus.
 
- Bij een zin die in de passé composé staat komen het hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord ook bij elkaar te staan : 

J'ai acheté un cadeau pour ma sœur. - Ik heb een cadeau gekocht voor mijn zus.


Slide 3 - Tekstslide

vraagzinnen
Bij een vraagzin zijn er meer mogelijkheden:
 Een intonatievraag : als in een gewone zin: onderwerp + ww + lijdend vwp + meewerkend voorwerp.
Tu donnes les fraises à Marie?                       Geef je de aardbeien aan Marie?
 Een inversievraag:                                               Daar is de volgorde: werkwoord + onderwerp + ....
Veux-tu quelque chose à boire?                    Wil je iets drinken?
- Maar ook is mogelijk: vraagwoord + werkwoord + onderwerp + ....
Quand vas-tu en vacances?                           Wanneer ga je op vakantie?
Où habites-tu?                                                      Waar woon je?
Bij de vragen met:      'Est-ce que' gaat het als volgt:
Est-ce que + onderwerp + werkwoord + ....
Est-ce que tu pars en vacances?                             -             Vertrek je op vakantie?
Quand est-ce que tu pars en vacances?              -             Wanneer vertrek je op vakantie?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Zet de zin in de juiste volgorde (let op hoofdletter , komma en punt)

travaillé / le / dans/jardin / le / Hier, / j'ai/

Slide 6 - Open vraag

Zet de zin in de juiste volgorde, let op hoofdletter en punt.
en ligne/ réserver/ Je / les / peux/ billets?

Slide 7 - Open vraag

Facebook/ passe/ Elle/ de / énormément/ temps/ sur.

Slide 8 - Open vraag

Jean/a/ suiveurs/ beaucoup de/ sur/ Insta .

Slide 9 - Open vraag

PLAN du cours
- maak les 2 af vanaf (oefening 19)
- In magister staat een trainer over de twee werkwoorden CONDUIRE en SUIVRE : maak de trainer in je aantek.schrift en upload er een foto van in magisteropdrachten.
- check of je les 3 en 4 van hoofdstuk 3 af hebt .
- werk verder aan oefening 80/84/85/86/87 en 88

Slide 10 - Tekstslide