Temperatuur bepaalt hoeveel waterdamp er in de lucht 'past'
Warme lucht: meer
Koude lucht: minder
Slide 7 - Tekstslide
Wind
Onthouden: Lucht stroomt ALTIJD van H naar L
Dit is => wind
Onthouden: Hoe groter het verschil in luchtdruk, hoe harder het waait.
Hoe zie je dat op een weerkaart? => isobaren dicht bij elkaar -> harde wind
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Coriolis effect
Aarde draait van west naar oost, het snelst bij de evenaar
Afwijking naar rechts op noordelijk halfrond, afwijking naar links op zuidelijk halfrond
Slide 10 - Tekstslide
Wet van Buys-ballot
Wind stroomt van H -> L
Let op: de aarde draait om zijn eigen as
Gevolg: wind heeft een afwijking!
Noordelijk Halfrond: wind draait naar rechts
Zuidelijk Halfrond: wind draait naar links
NH: afwijking naar rechts
ZH: afwijking naar links
Let op: ALTIJD KIJKEN MET DE WIND IN JE RUG!
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Köppen codering
A: Tropische regenklimaten
B: Droge Klimaten
C: Zeeklimaat
D: Landklimaat
E: Koudklimaat
Bij A,C,D toevoeging: f, s of w
Bij B toevoeging: S of W
Bij E toevoeging: T, F of H.
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Dalende lucht (hogedrukgebied)
koude lucht daalt en warmt op
de lucht kan meer waterdamp bevatten -> RV lager
Wolken verdwijnen
Zon gaat schijnen
Slide 15 - Tekstslide
Stijgende lucht (lagedrukgebied)
warme lucht stijgt op en koelt af
de lucht kan minder waterdamp bevatten -> RV hoger
RV 100% -> waterdamp condenseert en vormt regendruppeltjes
Er ontstaan wolken wolken
Regendruppels botsen tegen elkaar -> regen
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Relatieve vochtigheid
Rv = Verhouding AV/MV
AV = absolute vochtigheid
MV = max. vochtigheid
Onthouden: koude lucht kan minder waterdamp bevatten en gaat dus eerder condenseren.
Slide 18 - Tekstslide
stijgingsregen
Slide 19 - Tekstslide
Stuwingsregen -> bij gebergten
Loefzijde = kant waar het regent
Aanlandige wind moet opstijgen tegen het gebergte. De lucht koelt hierdoor af (hoe hoger hoe kouder!) en het gaat regenen.
Lijzijde = regenschaduw = droge kant van het gebergte.
Lijzijde: de lucht daalt aan de andere kant van de berg en de wolken lossen weer op. Aan deze kant valt er dus niet of nauwelijks neerslag.
Slide 20 - Tekstslide
Frontale neerslag
Warme en koude lucht botsen tegen elkaar -> koude lucht is zwaar en de warme lucht is gedwongen op te stijgen. Als warme lucht opstijgt, koelt hij af. Hierdoor ontstaan er wolken en gaat het regenen.
Frontale regen komt veel veel in Nederland. Wij liggen aan zee en hebben geen bergen. Wel komt de wind bijna altijd uit het zuidwesten.
Een front = plek waar warme en koude lucht elkaar tegenkomen.