In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Repetitie Thema 5 Erfelijkheid en Evolutie
Slide 1 - Tekstslide
In tekening 1 van afbeelding 1 is een jong van een Maleise tapir getekend. In tekening 2 is hetzelfde dier twee jaar later getekend.
Het jonge dier heeft hetzelfde fenotype als het volwassen dier ?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 2 - Quizvraag
De jonge tapir heeft hetzelfde genotype als het volwassen dier (zelfde dier)
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quizvraag
Door geslachtelijke voortplanting ontstaan organismen met nieuwe genotypen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quizvraag
Een mutatie in een cel van de baarmoeder van een zwangere vrouw kan verandering van het genotype van het embryo tot gevolg hebben
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quizvraag
Bij kanker gaat een cel zich ongeremd delen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quizvraag
Welke genen kunnen niet actief zijn in een levercel?
A
De genen die ervoor zorgen dat DNA gekopieerd kan worden
B
De genen die ervoor zorgen dat gal wordt gemaakt
C
De genen die ervoor zorgen dat hoofdhaar wordt gemaakt
Slide 7 - Quizvraag
Hoeveel chromosomen komen voor in de kern van een cel in de wand van een eileider van een vrouw?
A
23
B
46
C
92
Slide 8 - Quizvraag
Welk orgaan is, of welke organen zijn rudimentair?
A
1
B
1 en 2
C
2 en 3
D
1, 2 en 3
Slide 9 - Quizvraag
Hoeveel miljoen jaar geleden begon de ontwikkeling van de apen van de oude wereld als aparte groep?
A
Ongeveer 25 miljoen jaar geleden
B
Ongeveer 35 miljoen jaar geleden
C
Ongeveer 37 miljoen jaar geleden
D
Ongeveer 43 miljoen jaar geleden
Slide 10 - Quizvraag
Aan welke groep zijn de gorilla’s het meest verwant?
A
Aan de apen van de nieuwe wereld
B
Aan de apen van de oude wereld
C
Aan de chimpansees
D
Aan de gibbons
Slide 11 - Quizvraag
Welke geslachtschromosomen heeft een jongetje
A
xx
B
xy
C
xxy
D
xx of xy
Slide 12 - Quizvraag
Soort 11 van afbeelding 3 is een gemeenschappelijke voorouder van de soorten 14 en 15.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 13 - Quizvraag
Een soort die op het eiland Oahu voorkomt kan niet later ontstaan zijn dan een soort op het eiland Molokai
A
Juist
B
Onjuist
Slide 14 - Quizvraag
Wat is evolutie?
A
Evolutie is het ontstaan van nieuwe soorten doordat organismen met de oorspronkelijke vorm uitsterven
B
Evolutie is de ontwikkeling van leven op aarde, waarbij soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen
C
Evolutie is de grotere overlevingskans van individuen met een betere aanpassing aan het milieu.
Slide 15 - Quizvraag
Aardappelplanten kunnen zich ongeslachtelijk voortplanten. Er versmelten
daarbij geen geslachtscellen. Door een aardappelplant te ‘stekken’ kun je een groep aardappelplanten maken die ongeslachtelijk is ontstaan uit de okselknoppen
(ogen) van die ene plant.
Welke uitspraak over zo’n groep aardappelplanten is juist?
A
De fenotypen en de genotypen in die groep zijn onderling gelijk.
B
De fenotypen en de genotypen in die groep zijn onderling verschillend
C
De fenotypen in die groep zijn gelijk, de genotypen kunnen verschillend zijn
D
De genotypen in die groep zijn gelijk, de fenotypen kunnen verschillend zijn.
Slide 16 - Quizvraag
Hoeveel miljoen jaar geleden begon het Cenozoïcum?
Slide 17 - Open vraag
Iemand vindt in een gesteentelaag een fossiel van een amfibie. Kan dit een gesteentelaag uit het Siluur zijn? Leg je antwoord uit.
Slide 18 - Open vraag
Biotechnologie wordt onder andere toegepast bij de productie van enzymen, hormonen en voedingsmiddelen.
Noem een andere groep producten waarbij men tijdens de productie gebruikmaakt van biotechnologie.
Slide 19 - Open vraag
Een cel heeft 7 chromosomen in de kern. Is dit een gewone lichaamscel of een geslachtscel? Leg je antwoord uit ?
Slide 20 - Open vraag
Een man en een vrouw hebben allebei een allel voor steil haar en een allel voor krullend haar. Ze krijgen samen een kind. Noteer de allelencombinaties die bij dit kind kunnen voorkomen
Slide 21 - Open vraag
Uit welke vier bouwstenen (basen)is DNA opgebouwd?
Slide 22 - Open vraag
Verschillende haarkleuren/stijlen worden veroorzaakt door:
A
genotype
B
combinatie van fenotype en genotype
C
Omgeving
D
Fenotype
Slide 23 - Quizvraag
Wat blijft in alle stadia van de metamorfose van een kikker gelijk?
A
Fenotype
B
Genotype
C
Geen van beide
D
Zowel het genotype als het fenotype
Slide 24 - Quizvraag
Wat is een gen?
A
De informatie voor alle erfelijke eigenschappen
B
Alle zichtbare eigenschappen
C
Een deel van een chromosoom
met informatie voor één eigenschap.
D
Een chromosoom in de celkern met erfelijke informatie.
Slide 25 - Quizvraag
Is deze eigenschap erfelijk of niet-erfelijk?
A
erfelijk
B
niet-erfelijk
Slide 26 - Quizvraag
Hoeveel chromosomen zitten er in een geslachtscel?
A
46 paar
B
23
C
23 paar
D
46
Slide 27 - Quizvraag
Is dit erfelijk of niet erfelijk?
A
Erfelijk
B
niet erfelijk
Slide 28 - Quizvraag
1. Teken zijn meer verwant aan schorpioenen dan aan spinnen. 2. Hooiwagens zijn eerder ontstaan dan teken
A
Geen van beide conclusies is juist.
B
Alleen conclusie 1 is juist.
C
Alleen conclusie 2 is juist.
D
Beide conclusies zijn juist.
Slide 29 - Quizvraag
Wat is juist?
1. Beerdiertjes zijn meer verwant aan de peniswormen dan aan de gifkakendragers.
2. Beerdiertjes zijn later ontstaan dan rondwormen