Paragraaf 5.2 - Wat voor ondernemingen?

Paragraaf 5.2
Wat voor ondernemingen?
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Paragraaf 5.2
Wat voor ondernemingen?

Slide 1 - Tekstslide

Vragen over paragraaf 5.1?

Slide 2 - Tekstslide

Je leert in deze paragraaf
  • In welke groepen je de productie kunt indelen
  • hoe in bedrijven het werk verdeeld wordt
  • wat een zelfstandige, een eenmanszaak en een zzp'er is
  • wat een vof is
  • wat het verschil is tussen een nv en een bv

Slide 3 - Tekstslide

Elk bedrijf zijn eigen sector

In onze samenleving vinden arbeid en productie plaats in de volgende vier productiesectoren.
1. Primaire sector
Landbouw, visserij en delfstoffenwinning
2. Secundaire sector
Industrie, bouw en ambachten (bijv. bakker)
3. Tertiaire sector
Commerciële dienstverlening (bijv. winkels, banken en transportbedrijven)
4. Quartaire sector
Niet-commerciële dienstverlening, zoals onderwijs, gezondheidszorg en overheidsinstellingen.



Maken opgave 1 t/m 6 blz. 134
Klaar? Maken samenvatting par. 5.1 & 5.2 op blz. 146
timer
5:00

Slide 4 - Tekstslide

Wie doet wat?
Arbeidsverdeling gebeurt binnen elk bedrijf of organisatie. Taken worden verdeeld en iedere medewerker doet waar hij goed in is.

Je hebt dan elk je eigen specialisatie.
Het werk is bijvoorbeeld verdeeld in leidinggevende en uitvoerende taken.

Maken opgave 4 t/m 6 blz. 135
Klaar? Maken samenvatting par. 5.1 & 5.2 op blz. 146
timer
2:30

Slide 5 - Tekstslide

Welkom, wat fijn dat jullie er zijn!

Bij binnenkomst
Stap 1: Jas uit op de gang & mobiel in de telefoontas bij het juiste           
             nummer.
Stap 2: Eten/drinken weg & kauwgom/lolly uit.
Stap 3: Open je boek op blz. 135 en open je bij het stencil                
             "ondernemingsvormen".




Vrijdag 11 maart SO inhalen (morgen) !

Slide 6 - Tekstslide

Dit gaan we doen deze les
  1. Herhalen paragraaf 5.1
  2. Uitleg paragraaf 5.2 deel 1
  3. Zelfstandig werken 

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen 5.2
𑿱 Je kunt uitleggen wat een zelfstandige, eenmanszaak 
    en een zzp’er is.
𑿱 Je kunt de kenmerken van een vof benoemen.
𑿱 Je kunt het verschil uitleggen tussen een nv en een bv.

Slide 8 - Tekstslide

Werken voor jezelf & samen sta je sterker
Eenmanszaak

  • 1 eigenaar die zelf de leiding heeft
  • Kan personeel hebben
  • Schulden evt betalen met privégeld
  • bijv. zzp'er
Vof (Vennootschap onder firma)
  • 2 of meer eigenaren (ven-noten/firmanten)
  • Kan personeel hebben
  • Schulden evt betalen met privégeld 
Voordelen:
  • Samen meer geld inbrengen
  • Taken verdelen
  • Bedrijf gaat door als één van de vennoten ziek wordt
1. Maken opgave 7 t/m 10 blz. 136
2. Maken samenvatting par. 5.1 & 5.2 op blz. 146
3. Maken herhalingsopgaven par. 5.1 & 5.2 op blz. 148
timer
4:00

Slide 9 - Tekstslide

Één, enkele of veel eigenaren?
BV (Besloten Vennootschap)  
  • Eigenaren zijn aandeelhouders
  • Directeur in loondienst
  • Niet iedereen kan aandelen kopen                        
  • Aandelen kunnen meer waard worden
  • Uitkering van winst aan aandeelhouders -> dividend
  • Failliet? -> aandelen kwijt
NV (Naamloze Vennootschap)
  • Eigenaren zijn aandeelhouders  
  • Directeur in loondienst
  • Iedereen kan aandelen kopen                                          
  • Aandelen kunnen meer waard worden
  • Uitkering van winst aan aandeelhouders -> dividend
  • Failliet? -> aandelen kwijt
Geen risico privévermogen!!
1. Maken opgave 11 t/m 13 blz. 137
2. Maken samenvatting par. 5.1 & 5.2 op blz. 146
3. Maken herhalingsopgaven par. 5.1 & 5.2 op blz. 148
timer
4:00

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoelen 5.2
𑿱 Je kunt de productiesectoren noemen en herkennen.
𑿱 Je kunt uitleggen wat arbeidsverdeling is.
𑿱 Je kunt uitleggen wat een zelfstandige, eenmanszaak 
    en een zzp’er is.
𑿱 Je kunt de kenmerken van een vof benoemen.
𑿱 Je kunt het verschil uitleggen tussen een nv en een bv.

Slide 11 - Tekstslide

Onder welke sector valt onderwijs?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 12 - Quizvraag

Onder welke sector valt ABN AMRO?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 13 - Quizvraag

Onder welke sector valt de Efteling?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 14 - Quizvraag

Onder welke sector valt een boerenbedrijf?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 15 - Quizvraag

Onder welke sector valt een bakkerij & slagerij?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 16 - Quizvraag

....A.... gebeurt binnen elk bedrijf of organisatie. Taken worden verdeeld en iedere medewerker doet waar hij goed in is. Je hebt dan elk je eigen ...B.... Het werk is bijvoorbeeld verdeeld in leidinggevende en uitvoerende taken.

Slide 17 - Open vraag

Hoe heet het register waar je de eenmanszaak moet inschrijven?
A
Verkoopregister
B
Kamer van Koophandel register
C
handelsregister
D
Belastingregister

Slide 18 - Quizvraag

Bij welke vorm hoort dit:
Eigenaren zijn aandeelhouders
A
Eenmanszaak
B
Besloten Vennootschap
C
Vennootschap onder firma

Slide 19 - Quizvraag

Welk van de vier is GEEN ondernemingsvorm?
A
Eenmanszaak
B
V.o.F
C
B.V.
D
A.P.

Slide 20 - Quizvraag

Bij welke vorm hoort dit NIET: Schulden worden eventueel betaald uit privégeld.
A
Vennootschap onder firma
B
Eenmanszaak
C
Naamloze vennootschap

Slide 21 - Quizvraag

Noem een verschil tussen een bv en een nv

Slide 22 - Open vraag

Van welk soort bedrijf zouden jij en ik aandelen kunnen kopen?
A
Eenmanszaak
B
Besloten vennootschap
C
Vennootschap onder firma
D
Naamloze vennootschap

Slide 23 - Quizvraag

Noem twee voordelen van een VOF ten opzichte van een eenmanszaak

Slide 24 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een eenmanszaak en een vof?

Slide 25 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een nv en een bv?

Slide 26 - Open vraag