Herhaling Hoofdstuk 11 Rekenen met variabelen

H11 Rekenen met variabelen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

H11 Rekenen met variabelen

Slide 1 - Tekstslide

Formules vereenvoudigen
Alleen gelijksoortige termen kun je samenvoegen.
In gelijksoortige termen komen precies dezelfde variabelen voor








g = 3a - 4 - 2a + 6
g = 1a + 2
g = a + 2

Slide 2 - Tekstslide


A
omtrek = 4x + 2h
B
omtrek = 2x + 4h
C
omtrek = x = h
D
omtrek = 4h + 2x

Slide 3 - Quizvraag

schrijf korter op:
K = 3a + 6a - 2t - 3a + 4t + 3a
A
K = 9a + 2t
B
K = 6a - 2t
C
k = 9a + 6t
D
k = 6a + 2t

Slide 4 - Quizvraag

Schrijf korter
q = 7a + 12 a + 3
A
q =22a
B
q = 19a + 3
C
q = 18a + 3
D
q = 19a

Slide 5 - Quizvraag

schrijf korter
m = 7z - 7 - 9z + 11c
A
m = -9z + 11c
B
m = -2z +11c -7
C
m = 2z + 11c - 7
D
m = -2z + 11c +7

Slide 6 - Quizvraag

Vermenigvuldigen
Bij optellen en aftrekken moet het van dezelfde soort zijn. 
Bij vermenigvuldigen hoeft dat niet! Denk aan een blender en maak een smoothie.
2a x 2p =
2 x a x 2 x p = 4 ap
van 2 ons appels en 2 ons peren maak je 
4 ons appel/peren smoothie.

Slide 7 - Tekstslide

Bij het vermenigvuldigen geldt:

Getallen x getallen

Letters x letters, waarbij kwadraten ontstaan


2  x  v  x  v =


3  x  4  x  r  x  r =  

2v2
12r2

Slide 8 - Tekstslide

Vermenigvuldigen met variabelen

4 x 4 =


dus


b x b =

42
b2

Slide 9 - Tekstslide

schrijf de formule zo kort mogelijk
formule y = 7g x 5
A
y = 5g + 7
B
y = 35g
C
g = y + 35
D
y = 12g

Slide 10 - Quizvraag

Schrijf zo kort mogelijk
Q = 3p x 10p

A
Q=30p
B
Q=13p2
C
Q=13p
D
Q=30p2

Slide 11 - Quizvraag

0

Slide 12 - Video

11.4 Lineaire formules
Een lineaire formule heeft altijd de vorm:

De b is het startgetal. Snijpunt met de verticale as.
De a is het hellingsgetal. Wat gebeurt er als je één
stap opzij gaat?
 

De grafiek van een lineaire formule is een rechte lijn.



a > 0  stijgende lijn
a = 0  horizontale lijn
a < 0  dalende lijn
 y = a x + b

Slide 13 - Tekstslide

11.4 Lineaire formules opstellen
Stap 1       Maak een tabel
Stap 2       Bereken het hellingsgetal (a).
Stap 3       Lees het startgetal (b) af.
Stap 4       Noteer de lineaire formule in
                de vorm van y = a x + b 

   


  1. Aflezen. De grafiek stijgt of daalt ... per stap.
  2. Bereken (maak een tabel met twee roosterpunten)
Snijpunt met de y-as (verticale as)
x= 0 geeft y = ...

Slide 14 - Tekstslide

wat is hier het startgetal?
A
4
B
5
C
20
D
-5

Slide 15 - Quizvraag

Wat is hier het hellingsgetal?
A
5
B
-2,5
C
1
D
-5

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de formule van de grafiek?

Slide 17 - Open vraag

11.5 kwadratische formules
de grafiek  van een kwadratische formule heet een parabool.
Een parabool is niet recht zoals een lineaire formule.

Slide 18 - Tekstslide

nogmaals maar nu 




dus -2 en 2 leveren dezelfde uitkomst 4 op! dat komt door het kwadraat in de formule.
een negatief getal in het kwadraat is weer positief en dat maakt dat dit geen rechte lijn maar en 'kommetje' is!
y=x22
x=2
(2)22=
42=2
 (-2, 2) 
____________ (2,2)
_____

Slide 19 - Tekstslide

formule: 
onderzoek of het punt ( 6, 36) op deze grafiek ligt.
Stap 1: We weten dat 
dus dat gaan we invullen in de formule:

Dus het punt ( 6, 0 ) ligt op de lijn en niet het punt ( 6 , 36)
y=x26x
x=6
(6)266=
3636=0

Slide 20 - Tekstslide