BECO v5 afschrijvingen

Wat hebben we vorige lessen gezien?
  • Kosten en uitgaven zijn niet hetzelfde!
  • Bij kosten is er altijd sprake van een bedrag dat wordt toegerekend aan een periode. Het geld hoeft niet daadwerkelijk te zijn uitgegeven.
  • Bij uitgaven wordt er ook daadwerkelijk op het moment geld besteed. Er is altijd sprake van een actie op een tijdstip.
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat hebben we vorige lessen gezien?
  • Kosten en uitgaven zijn niet hetzelfde!
  • Bij kosten is er altijd sprake van een bedrag dat wordt toegerekend aan een periode. Het geld hoeft niet daadwerkelijk te zijn uitgegeven.
  • Bij uitgaven wordt er ook daadwerkelijk op het moment geld besteed. Er is altijd sprake van een actie op een tijdstip.

Slide 1 - Tekstslide

Ik betaal vandaag de verzekeringspremie voor volgend jaar. Er is vandaag sprake van ....
A
Inkomsten
B
Kosten
C
Opbrengsten
D
Uitgaven

Slide 2 - Quizvraag

Ik huur een winkelpand voor € 2.400 per kwartaal. Bereken de kosten per maand.
A
€ 400
B
€ 600
C
€ 800
D
€ 1.200

Slide 3 - Quizvraag

Tot zover de herhaling
Wat kun je na deze les?
Je kunt de afschrijvingskosten berekenen.
Je kunt werken met de boekwaarde van een vaste activa.

Slide 4 - Tekstslide

Je hebt vast wel eens een nieuwe telefoon gekocht.
Als ik vandaag een nieuwe Apple iPhone 13 Pro zou kopen, dan betaal ik daar zo'n € 1.159 voor. Als ik deze vandaag koop en drie jaar gebruik en dan zou willen verkopen, zou ik er dan nog steeds € 1.159 voor krijgen?

Slide 5 - Tekstslide

Waarschijnlijk niet!
Ik krijg er dan misschien nog € 600 voor. De iPhone is dus minder waard geworden!
Hoe komt dat?

Slide 6 - Tekstslide

Waardoor wordt die iPhone minder waard?
Bijvoorbeeld door slijtage en verouderde technologie

We hebben dus aan het begin een grote uitgave gedaan voor deze iPhone, maar langzaam wordt deze minder waard. Na een paar jaar is die iPhone veel minder waard dat de aanschafprijs. 

Slide 7 - Tekstslide

Bij de vaste activa van een bedrijf werkt het net zo:
Bij vaste activa heb je te maken met een grote eenmalige uitgave bij de aanschaf. Slijtage van de vaste activa leidt tot een waardedaling. Met deze waardedaling
moet je rekening houden en dat noemen we afschrijven. De eenmalige uitgave wordt kostentechnisch uitgesmeerd over de tijd in de vorm van afschrijvingskosten over de levensduur (= tijd dat het de bezitting meegaat) van de activa.

Slide 8 - Tekstslide

Ik koop vandaag een iPhone 13 Pro. Wanneer heb ik uitgaven en wanneer heb ik kosten?
A
Als je de iPhone aanschaft, heb je kosten en je hebt uitgaven gedurende de levensduur.
B
Als je de iPhone aanschaft, heb je kosten en uitgaven. Gedurende de levensduur heb je geen uitgaven en kosten.
C
Als je de iPhone aanschaft, heb je uitgaven en je hebt kosten gedurende de levensduur.
D
Als je de iPhone aanschaft heb je geen kosten en uitgaven. Die heb je pas als de iPhone helemaal versleten is.

Slide 9 - Quizvraag

Nog even terug naar die iPhone
Na 3 jaar heeft die zijn beste tijd wel gehad. Daarna werkt die iPhone nog wel: het is nog niet echt versleten. Maar hij is traag en je ontvangt de laatste updates niet meer. 
We zeggen ook wel dat de economische levensduur van een iPhone zo'n drie jaar is. De technische levensduur (de periode dat een product functioneert, totdat deze versleten is) is vaak veel langer. 

Slide 10 - Tekstslide

Economische levensduur
De periode waarover wordt afgeschreven noemen we de economische levensduur: de periode dat het gebruik van de vaste activa economisch verantwoord is, daarna worden de
kosten (bijv. onderhoud) te hoog.

Afschrijvingskosten bepaal je over de economische levensduur (niet de technische!!!)

Slide 11 - Tekstslide

Ik heb een laptop aangeschaft. Op zich kan ik daar wel 8 jaar mee doen. Maar na 5 vijf jaar heeft 'ie z'n beste tijd wel gehad en kan ik beter een nieuwe kopen. Wat is de economische levensduur? En de technische levensduur?
A
Economische: 5 jaar Technische: 8 jaar
B
Economische: 5 jaar Technische: 5 jaar
C
Economische: 8 jaar Technische: 5 jaar
D
Economische: 8 jaar Technische: 8 jaar

Slide 12 - Quizvraag

Over welk bedrag bereken ik de afschrijvingskosten?
Ik bereken de afschrijvingskosten over de aanschafwaarde minus de restwaarde en sloopkosten.

Nog een beetje vaag? Geeft niks! In de komende slides wordt het uitgelegd.

Slide 13 - Tekstslide

Aanschafwaarde
Aanschafwaarde = aanschafprijs + installatiekosten
Voorbeeld: ik koop een nieuwe airco voor in mijn winkelpand. De airco op zich kost € 10.000, maar dan hangt 'ie nog niet en werkt het niet. Voor € 500 wordt de airco geïnstalleerd bij mij in de winkel. 
De aanschafprijs is die € 10.000, de aanschafwaarde is dus € 10.000 + € 500 = € 10.500

Let op! Uitgaven zijn incl. BTW, maar kosten zijn excl. BTW. De aanschafwaarde die gebruikt om de afschrijvingskosten te berekenen, is dus ook excl. BTW

Slide 14 - Tekstslide

Restwaarde en sloopkosten
Restwaarde is de waarde aan het einde van de (economische !) levensduur. 
Voorbeeld: na 10 jaar wil ik een nieuwe airco. Deze werkt nog wel aardig en kan nog wel 5 jaar mee, maar vertoont toch wat mankementen. De restwaarde is nog € 2.000. Maar destijds is die airco geïnstalleerd en die moet er nu dus weer uit gesloopt worden. De kosten daarvoor bedragen € 500.

Slide 15 - Tekstslide

En dan nu dé formule
De afschrijvingskosten PER PERIODE bereken je door:
1) de aanschafwaarde te berekenen (A+I)
2) daar de restwaarde -/- sloopkosten af te halen (R-S)
3) en dat te delen door het aantal perioden (n)
Tip: noteer deze formule in je schrift!

Afschrijvingskosten per periode


=nA+I(RS)

Slide 16 - Tekstslide

Nog even terug naar die airco
Aanschafprijs was € 10.000, daar kwam nog € 500 installatiekosten bij. Na 10 jaar bedroeg de restwaarde nog € 2.000 en de sloopkosten zijn € 500. Bereken de afschrijvingskosten per jaar

Afschrijvingskosten per periode



=nA+I(RS)

Slide 17 - Tekstslide

Bereken voor jezelf (uitwerking staat op de volgende slide)
Ik laat een nieuwe speciale machine installeren mijn productiehal. De machine kost € 30.000, installatiekosten bedragen € 10.000. Ik verwacht er 15 jaar mee te doen. Daarna is de machine nog € 5.000 waard. De sloopkosten bedragen € 3.000. Bereken de afschrijvingskosten per maand.

Slide 18 - Tekstslide

Ik laat een nieuwe speciale machine installeren mijn productiehal. De machine kost € 30.000, installatiekosten bedragen € 10.000. Ik verwacht er 15 jaar mee te doen. Daarna is de machine nog € 5.000 waard. De sloopkosten bedragen € 3.000.  Bereken de afschrijvingskosten per maand.
Afschrijvingskosten per maand 



=n(A+I(RS))

Slide 19 - Tekstslide

Dan hebben we nog de boekwaarde
Als mijn airco minder waard wordt, dan wil ik ook dat de airco voor minder waarde op mijn balans staat. Daarom pas is de boekwaarde aan aan de werkelijke waarde. Dat doe ik door de aanschafwaarde te verminderen met de cumulatieve afschrijvingen ("alle afschrijvingen tot nu toe")

Formule: Boekwaarde = A + I - k * Afschrijving per periode
waarbij A = aanschafprijs, I = installatiekosten, k = aantal periodes
'k * Afschrijving per periode' noemen we de cumulatieve afschrijvingen

Slide 20 - Tekstslide

Voorbeeld
Aanschafprijs was € 10.000, daar kwam nog € 500 installatiekosten bij. Na 10 jaar bedroeg de restwaarde nog € 2.000 en de sloopkosten zijn € 500. Bereken de boekwaarde na 3 jaar.

Boekwaarde = A + I - k * Afschrijving per periode
De afschrijvingskosten per jaar waren € 900 (zie paar slides terug).  
Boekwaarde = € 10.000 + € 500 - 10 jaar * € 900 per jaar = € 7.800. 
Na 3 jaar staat die boekwaarde nog voor € 7.800 op de balans

Slide 21 - Tekstslide

Hoe zou ik de jaarlijkse afschrijving als mutatie weergeven?
Mijn eigen vermogen daalt want ik heb kosten (namelijk afschrijvingskosten)
Mijn bezittingen nemen ook af want die airco is minder waard geworden.
Bezitting
Schuld
EV
Afschrijvingskosten
- € 800
Machines
- € 800

Slide 22 - Tekstslide

Nog een voorbeeld
Ik koop vandaag een nieuwe machine voor € 12.100 incl. 21% BTW. De economische levensduur is 10 jaar, de technische levensduur 13 jaar. De installatiekosten bedragen € 1.500. De restwaarde is 20% van de aanschafwaarde. De sloopkosten zijn € 2.000. Bereken de afschrijvingskosten per maand. In de volgende slide kun je het antwoord invullen en vragen om uitleg.

Slide 23 - Tekstslide

De afschrijvingskosten per maand zijn...

Slide 24 - Open vraag

Korte samenvatting
  • Aanschafprijs inclusief eventuele installatiekosten (excl. btw)
  • Restwaarde is de waarde aan het einde van de levensduur (excl. btw)
  • Economische levensduur: de periode dat het gebruik van de machine economisch verantwoord is
  • Technische levensduur: de periode dat een machine functioneert, totdat deze versleten is
  • Boekwaarde is gelijk aan de aanschafprijs minus de cumulatieve afschrijvingen (“alle afschrijving tot dan toe”)

Slide 25 - Tekstslide