Les 3: Zelfstandig naamwoord in meervoud -en

Nederlands

Klas 1 E 
Vrijdag 29-03-2019
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands

Klas 1 E 
Vrijdag 29-03-2019

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag? 
Herhaling zelfstandignaam woord
Je maakt opdracht 3 t/m 6 op de iPad App Dieter Snellen
Nieuwe theorie uitleg over meervouden op -en
Opdrachten maken uit Nieuw Nederlands blz 150 opdracht 1 t/m 5
Terugblik / huiswerk opschrijven
Afsluiten 

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen

1. Aan het einde van de les weet je wat een zelfstandig naamwoord is.


2. Aan het einde van de les weet je hoe je een zelfstandig naamwoord in het meervoud kan zetten.

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling zelfstandignaamwoord

Slide 4 - Tekstslide

ZELFSTANDIG NAAMWOORD

Woorden voor:



mensen

dieren

planten/natuurverschijnselen

dingen/gevoel

(eigen) namen

Slide 5 - Tekstslide

ZELFSTANDIG NAAMWOORD




Mensen
docent, meisje, secretaresse, voetballer, bouwvakker, schoonheidsspecialist, bakker...
Dieren
Ezel, lieveheersbeestje, slang, tor, hond, muis, oxelot...
Planten/natuurverschijnselen
Zonnebloem, orkaan, regenbui, zonneschijn, eik, beukenboom...
Dingen/gevoel
Tafel, schrift, fiets, kaasschaaf, geluk, liefde, haat, honger...
(Eigen) namen
Robin, Karel, Mees, Praxis, Amsterdam, Eiffeltoren, Jansen...

Slide 6 - Tekstslide

Oefenen met via de iPad
Zelfstandig naamwoord 
Maak opdracht 3 t/m 6 
Klaar? Ga verder t/m 8 
timer
10:00

Slide 7 - Tekstslide

Draai je iPad om

Nu komt de nieuwe theorie 

Slide 8 - Tekstslide

ENKELVOUD EN MEERVOUD

Zelfstandige naamwoorden kunnen in het

enkelvoud en in het meervoud staan


enkelvoud = één stoel en één bank

meervoud = twee stoelen en twee banken

Slide 9 - Tekstslide

MEERVOUDEN

Veel zelfstandige naamwoorden hebben meervoud op -en


lamp - lampen

mes - messen

weg - wegen

kaas - kazen

Bekijk het volgende filmpje

Slide 10 - Tekstslide

1. MEERVOUD op -en
Vaak hoef je alleen maar -en achter het woord te zetten

lamp + en = lampen

boer + en = boeren

dans + en = dansen

lot + en = loten

Slide 11 - Tekstslide

2. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk de laatste letter verdubbelen,

want je hoort een korte klank

klas + s + en = klassen

bak + k + en = bakken

bed + d + en = bedden

Slide 12 - Tekstslide

3. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een a, e, o of u weghalen,

want je hoort een lange klank

schaar - a + en = scharen

been - e + en = benen

sloot - o + en = sloten

Slide 13 - Tekstslide

4. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een -f veranderen in een -v

raaf + f/v + en = raven

brief + f/v + en = brieven

golf + f/v + en = golven

Slide 14 - Tekstslide

5. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een -s veranderen in een -z

baas + s/z + en = bazen

huis + s/z + en = huizen

mees + s/z + en = mezen

Slide 15 - Tekstslide

6. MEERVOUD op -ën

Bij woorden die eindigen op -ee of -ie maak je langer met -ën of met -"n (let op de plaats van de klemtoon)

fee = feeën

knie = knieën

bacterie = bacteriën

porie = poriën

Slide 16 - Tekstslide

Even oefenen met de iPad

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het meervoud van
OLIFANT
A
olifantjes
B
olifantje
C
olifanten
D
olifantten

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
KAAS
A
kaazen
B
kazen
C
kaasen
D
kasen

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
KOEKENPAN
A
pannenkoek
B
pannenkoeken
C
koekenpannen
D
koekenpanen

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
mees
A
meesen
B
mezen
C
meezen
D
mesen

Slide 21 - Quizvraag

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
uitslag

Slide 22 - Open vraag

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
glas

Slide 23 - Open vraag

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
muzieknoot

Slide 24 - Open vraag

In de (huis) aan de overkant wonen (bejaarde).
A
huisen - bejaardden
B
huizen - bejaardden
C
huizen - bejaarden
D
huisen - bejaarden

Slide 25 - Quizvraag

Vliegende (dier) zoals (mug), (duif) en (bij) vind ik eng.
A
dieren - muggen - duifen - bijën
B
dieren - mugen- duifen - bijen
C
dieren - mugen- duiven - bijen
D
dieren - muggen - duiven - bijen

Slide 26 - Quizvraag

Aan de slag:
Open het blz 150 ' Meervoud op -en' 
Maak opdracht 1 t/m 5 

Huiswerk voor woensdag 1 april : 6 t/m 8 

Slide 27 - Tekstslide

GELEERD

REGELS VAN HET MEERVOUD OP -EN 

KENNEN EN KUNNEN GEBRUIKEN


- je kunt het meervoud van een zelfstandig naamwoord schrijven als het op -en 

Slide 28 - Tekstslide

Is er iets wat je nog niet zo goed snapt?
Zo ja, schrijf dit op.

Slide 29 - Open vraag