Chapitre 2: grammaire D (regelmatige werkwoord op -er vervoegen)
Chapitre 2: grammaire H (ontkenning)
Chapitre 3: vocabulaire A B F (Fr-NL & NL-Fr) incl. jours de la semaine (boek blz 132)
Chapitre 3: phrases-clés C G
Chapitre 3: grammaire D (het werkwoord être)
Chapitre 3: grammaire H (bezittelijk voornaamwoord)
Chapitre 3: klokkijken
Na het leren begin je met het maken van de Diagnostische toets in Grandes Lignes: Chapitre 3 > aan de rechterkant staat bij "bij dit hoofdstuk" de oefentoets. De luisteropdracht mag je overslaan. Als je het niet in de les afkrijgt, maak je dit thuis af als voorbereiding op de toets maandag.
Slide 2 - Tekstslide
Stelling 1
In deze zin is het werkwoord 'manger' goed vervoegd:
Vous mangons les croissants.
Slide 3 - Tekstslide
Uitleg stelling 1
In deze zin is het werkwoord 'manger' goed vervoegd: Vous mangons les croissants.
Uitleg: FOUT, want het onderwerp van deze zin is vous en de uitgang daarbij is ez.
Slide 4 - Tekstslide
Stelling 2
Het werkwoord "être" betekent "hebben"
Slide 5 - Tekstslide
Uitleg stelling 2
Het werkwoord "être" betekent "hebben"
FOUT, "être" betekent "zijn"
Slide 6 - Tekstslide
Stelling 3
Het bijvoeglijk naamwoord in de zin hieronder is goed gebruikt:
Het is uw hond =
C'est votre chien.
Slide 7 - Tekstslide
Uitleg stelling 3
Het bijvoeglijk naamwoord in de zin hieronder is goed gebruikt:
Het is uw hond =
C'est votre chien.
Klopt, uw enkelvoud = votre
Slide 8 - Tekstslide
Stelling 4
De ontkenning van de zin hieronder is goed: Il ne habite pas en France.
Slide 9 - Tekstslide
Uitleg stelling 4
De ontkenning van de zin hieronder is goed: Il ne habite pas en France.
Uitleg: Klopt niet, want het werkwoord begint met een stomme h dus dan komt er een n' in plaats van ne.
Slide 10 - Tekstslide
Parler
Vul de tekstwolkjes verder aan (gebruik de phrases-clés)
Na 10 min: contrôler et parler
timer
10:00
Slide 11 - Tekstslide
Rol A
Quelle est ta matière préférée?
Qui est ton prof préférée/ta prof préférée?
Qu'est-ce qu'il y a dans ton sac à dos?
Rol B
Ma matière préférée, c'est(noem vak) la gym.
Mon prof préférée/ta prof préférée, c'est (vul aan) madame Leclerc.
Dans mon sac à dos, il y a (noem 2 dingen) mes livresetun stylo.
Slide 12 - Tekstslide
Loop rond in de klas en stel je vragen
Ga weer zitten als je op elke vraag een antwoord hebt gekregen & als je zelf ook op elke vraag antwoord hebt gegeven