De jongen
met wie ik net sprak, is mijn buurjongen.
De vrouw van wie dit hondje is, is mijn buurvrouw.
De hond waarmee ik net liep woont op nummer vier.
Het huis waarover ik vertelde is gisteren ingestort.
Regel: Verwijs je naar personen, dan gebruik je met wie, aan wie, over wie, etc.
Verwijs je naar dingen of dieren, dan gebruik je waarover, waaraan, waarvan, etc.