In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 43 min
Onderdelen in deze les
Wat heb je aan?
Ik heb een grijs vestaan.
Ik heb roze handschoenen aan.
Ik heb een blauwe pet op.
Ik heb een groene hoed op.
Slide 1 - Tekstslide
werkwoorden
lopen
ik loop
jij loopt
hij loopt
zij loopt
wij lopen
jullie lopen
zij lopen
aantrekken
ik trek aan
jij trekt aan
hij trekt aan
zij trekt aan
wij trekken aan
jullie trekken aan
zij trekken aan
Slide 2 - Tekstslide
wat vind je leuk?
gestreept
geruit
effen
gebloemd
Slide 3 - Tekstslide
Wat draag je?
Ik draag een gestreept T-shirt
Ik draag een gouden ketting
Ik draag een wijde rok
ik draag een bruine riem
ik draag een witte blouse
Slide 4 - Tekstslide
Deze schoenen zijn niet oud, maar . . . Dit badpak is niet droog, maar . . . . . . . Deze broek is niet schoon, maar . . . . . Deze muts is niet te groot, maar te . . . Deze veter is niet vast, maar . . . . . . . . . Deze jas is niet dik, maar . . . . . . . . . . . . . Deze tas is niet vol, maar . . . . . . . . . . . . Deze zwembroek is niet nat, maar . . . Deze rits is niet open, maar . . . . . . . . .
Deze trui is niet warm, maar...........
vies
dun
koud
nat
leeg
klein
nieuw
los
dicht
droog
Slide 5 - Tekstslide
de naald en draad
de stof
Slide 6 - Tekstslide
de wol
het katoen
Slide 7 - Tekstslide
de spijkerstof
de maat
Slide 8 - Tekstslide
de ring
Zij draagt een ring
de riem
De broek heeft een riem.
Slide 9 - Tekstslide
de knoop
Mijn knoop zit los
de rits
Hij doet de rits dicht
Slide 10 - Tekstslide
de sieraden
De sieraden zijn van goud
de bril
Hij draagt een mooie bril.
Slide 11 - Tekstslide
de broekzak
het horloge
Slide 12 - Tekstslide
de hoofddoek
de armband
Slide 13 - Tekstslide
de oorbellen zijn klein
de kleine oorbellen
de pyjama is gestreept
de gestreepte pyjama
de grote jas
Slide 14 - Tekstslide
Wat moet ik aan?
het past goed het jeukt
het past niet goed het is stom
het is te klein
het zit niet lekker/fijn
het zit te strak
het is te groot
het is niet leuk
Slide 15 - Tekstslide
https:
Slide 16 - Link
A
de bloem
B
de katoen
C
de wol
D
de stof
Slide 17 - Quizvraag
A
de wol
B
de kleding
C
de naald
D
de stof
Slide 18 - Quizvraag
Wat is dit?
Slide 19 - Open vraag
niet dicht maar .........
Slide 20 - Open vraag
niet leeg maar ................
Slide 21 - Open vraag
niet droog maar .....
A
hoog
B
laag
C
vies
D
nat
Slide 22 - Quizvraag
niet warm maar..
A
kout
B
kaud
C
koud
D
kaut
Slide 23 - Quizvraag
A
de pet
B
de muts
C
de must
D
de hoed
Slide 24 - Quizvraag
A
het badpak
B
de zwembroek
C
de slippers
D
de bikini
Slide 25 - Quizvraag
A
de blous
B
de jurk
C
de rok
D
de blouse
Slide 26 - Quizvraag
A
de kleding
B
de maat
C
de markt
D
de stof
Slide 27 - Quizvraag
A
de zomerkleding
B
de markt
C
de wol
D
de spijkerstof
Slide 28 - Quizvraag
A
de naald
B
de schaar
C
de stof
D
de wol
Slide 29 - Quizvraag
A
de knoop
B
de tris
C
de rits
D
de tris
Slide 30 - Quizvraag
Slide 31 - Open vraag
A
het horloog
B
de horlogee
C
de horloge
D
het horloge
Slide 32 - Quizvraag
Ik.............. een rode hoed
A
Ik heb een rode hoed aan
B
Ik draag een rode hoed op
C
Ik draag een rode hoed
D
Ik heb een rode hoed uit
Slide 33 - Quizvraag
niet oud maar.
A
goed
B
nieuw
C
klein
D
groot
Slide 34 - Quizvraag
niet los maar ..........
A
open
B
recht
C
oud
D
vast
Slide 35 - Quizvraag
niet vies maar......
A
heel
B
jong
C
schoon
D
mooi
Slide 36 - Quizvraag
niet dik maar ..
A
dun
B
klein
C
groot
D
jong
Slide 37 - Quizvraag
goed/fout
De broek koopt 50 euro.
Ik heb het warm , ik doe mijn jas uit.
De trui is te groot, hij past goed.
Zij gaat slapen, ze doet haar kleren aan.
Ik ga sporten, ik doe sportkleding aan.
Ik koop melk bij de kledingwinkel
Ik ben klein ik heb maat XXL.
Slide 38 - Tekstslide
in de kledingwinkel
Mag ik wat vragen? Waar kan ik de ................................vinden?