kleding maandag 28 oktober

de laarzen zijn bruin
de bruine laarzen
de ketting is duur
de dure ketting
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
nt2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

de laarzen zijn bruin
de bruine laarzen
de ketting is duur
de dure ketting

Slide 1 - Tekstslide

de oorbellen zijn klein
de kleine oorbellen
de pyama is gestreept
de gestreepte pyama
de grote jas

Slide 2 - Tekstslide

de sandaal
Ik draag bruine sandalen
de bikini
Zij heeft een bikini aan 

Slide 3 - Tekstslide

De veter is los
De laars
Zij draagt laarzen in de regen

Slide 4 - Tekstslide

de zwembroek 
het zwempak

Slide 5 - Tekstslide

de handschoen
de want

Slide 6 - Tekstslide

Zij trekt de slippers aan. 
de sjaal
Zij doet de sjaal om.

Slide 7 - Tekstslide

Past het?
Nee, de mouwen zijn te lang
Nee, de pijpen zijn te kort 

Slide 8 - Tekstslide

het overhemd 
de blouse
de bloes

Slide 9 - Tekstslide

Wat heb je aan?
Ik heb een grijs vest aan.
Ik heb roze handschoenen aan.
Ik heb een blauwe pet op. 
Ik heb een groene hoed op. 

Slide 10 - Tekstslide

aantrekken /uittrekken
Ik trek mijn jas uit
hij trekt zijn vest aan.
ik trek mijn sokken aan
zij trekt haar handschoenen uit. 

Slide 11 - Tekstslide

wat vind je leuk?
gge
gestreept
geruit
effen
gebloemd

Slide 12 - Tekstslide

Wat draag je?
Ik draag een gestreept T-shirt
Ik draag een gouden ketting
Ik draag een wijde rok
ik draag een bruine riem
ik draag een witte blouse 

Slide 13 - Tekstslide

Wat moet ik aan?
het past goed                                              het jeukt
het past niet goed                                     het is stom
het is te klein
het zit niet lekker/fijn
het zit te strak
het is te groot
het is niet leuk

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Wat dragen ze?
Wat hebben ze aan?

Slide 16 - Tekstslide


A
De trui is gestreept
B
Het vest is gestreept
C
De trui is geruit
D
Het vest is geruit

Slide 17 - Quizvraag


A
De man trekt zijn jas uit.
B
De man trekt zijn jas aan.
C
De man doet zijn jas.
D
De man pakt zijn jas uit.

Slide 18 - Quizvraag


A
Het meisje draagt een bikini.
B
Het meisje draagt een zwembroek
C
Het meisje trekt een zwempak.
D
Het meisje draagt een badpak.

Slide 19 - Quizvraag


A
De veter is vast
B
Mijn veter is los.
C
De schoen is los
D
Mijn schoen is vast.

Slide 20 - Quizvraag


A
Zij draag een spijkerbroek
B
Zij dragt een witte trui
C
Zij dragen een sjaal.
D
Zij draagen een spijkerbroek

Slide 21 - Quizvraag

zang
rang
vang
behang

reus
neus
deur
geur
klank
drank 
denk
mank

zout
hout
goud
mouw

Slide 22 - Tekstslide

Deze schoenen zijn niet oud, maar . . .
Dit badpak is niet droog, maar . . . . . . . 
Deze broek is niet schoon, maar . . . . . 
Deze muts is niet te groot, maar te . . .
Deze veter is niet vast, maar . . . . . . . . . 
Deze jas is niet dik, maar . . . . . . . . . . . . .
Deze tas is niet vol, maar . . . . . . . . . . . . 
Deze zwembroek is niet nat, maar . . . 
Deze rits is niet open, maar . . . . . . . . .
Deze trui is niet warm, maar...........
  1. vies
  2. dun 
  3. koud
  4. nat
  5. leeg
  6. klein
  7. nieuw
  8. los
  9. dicht
  10. droog

Slide 23 - Tekstslide

mijn tas     van mij 
jouw huis    van jou   
zijn huis       van hem 
haar kamer    van haar     ons huis      van ons 
jullie auto  van jullie 
hun klas     van hen  

jij
hij
zij 
jullie
wij
ik
zij 

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide