In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
de laarzen zijn bruin
de bruine laarzen
de ketting is duur
de dure ketting
Slide 1 - Tekstslide
de oorbellen zijn klein
de kleine oorbellen
de pyama is gestreept
de gestreepte pyama
de grote jas
Slide 2 - Tekstslide
de sandaal
Ik draag bruine sandalen
de bikini
Zij heeft een bikini aan
Slide 3 - Tekstslide
De veter is los
De laars
Zij draagt laarzen in de regen
Slide 4 - Tekstslide
de zwembroek
het zwempak
Slide 5 - Tekstslide
de handschoen
de want
Slide 6 - Tekstslide
Zij trekt de slippers aan.
de sjaal
Zij doet de sjaal om.
Slide 7 - Tekstslide
Past het?
Nee, de mouwen zijn te lang
Nee, de pijpen zijn te kort
Slide 8 - Tekstslide
het overhemd
de blouse
de bloes
Slide 9 - Tekstslide
Wat heb je aan?
Ik heb een grijs vestaan.
Ik heb roze handschoenen aan.
Ik heb een blauwe pet op.
Ik heb een groene hoed op.
Slide 10 - Tekstslide
aantrekken /uittrekken
Ik trekmijn jas uit
hij trektzijn vest aan.
ik trekmijn sokken aan
zij trekthaar handschoenen uit.
Slide 11 - Tekstslide
wat vind je leuk?
gge
gestreept
geruit
effen
gebloemd
Slide 12 - Tekstslide
Wat draag je?
Ik draag een gestreept T-shirt
Ik draag een gouden ketting
Ik draag een wijde rok
ik draag een bruine riem
ik draag een witte blouse
Slide 13 - Tekstslide
Wat moet ik aan?
het past goed het jeukt
het past niet goed het is stom
het is te klein
het zit niet lekker/fijn
het zit te strak
het is te groot
het is niet leuk
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Video
Wat dragen ze?
Wat hebben ze aan?
Slide 16 - Tekstslide
A
De trui is gestreept
B
Het vest is gestreept
C
De trui is geruit
D
Het vest is geruit
Slide 17 - Quizvraag
A
De man trekt zijn jas uit.
B
De man trekt zijn jas aan.
C
De man doet zijn jas.
D
De man pakt zijn jas uit.
Slide 18 - Quizvraag
A
Het meisje draagt een bikini.
B
Het meisje draagt
een zwembroek
C
Het meisje trekt een zwempak.
D
Het meisje draagt een badpak.
Slide 19 - Quizvraag
A
De veter is vast
B
Mijn veter is los.
C
De schoen is los
D
Mijn schoen is vast.
Slide 20 - Quizvraag
A
Zij draag een spijkerbroek
B
Zij dragt een witte trui
C
Zij dragen een sjaal.
D
Zij draagen een spijkerbroek
Slide 21 - Quizvraag
zang
rang
vang
behang
reus
neus
deur
geur
klank
drank
denk
mank
zout
hout
goud
mouw
Slide 22 - Tekstslide
Deze schoenen zijn niet oud, maar . . . Dit badpak is niet droog, maar . . . . . . . Deze broek is niet schoon, maar . . . . . Deze muts is niet te groot, maar te . . . Deze veter is niet vast, maar . . . . . . . . . Deze jas is niet dik, maar . . . . . . . . . . . . . Deze tas is niet vol, maar . . . . . . . . . . . . Deze zwembroek is niet nat, maar . . . Deze rits is niet open, maar . . . . . . . . .