H1 - Herhaling examen


Herhaling H1
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les


Herhaling H1

Slide 1 - Tekstslide


Voor 1848

  • Willem I was koning en regeringsleider.
  • De ministers waren dienaren van de koning.
  • Rijke burgers (liberalen) waren het hier niet mee eens. Zij willen meer vrijheid en meer inspraak in het bestuur. Ook opvolger Willem II wilde zijn macht niet delen



Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Maken van paragraaf 5.2
Opdracht 1 t/m 5
Koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk voor wat  de koning zegt en doet.  Over de koning kan geen discussie ontstaan, tegelijkertijd mag de koning niets meer zeggen of doen zonder toestemming van de minister-president. Dit is ministeriële verantwoordelijkheid.
De Eerste kamer controleert of een wet overeenkomt met de grondwet
- Recht van enquete (onderzoeken doen naar de regering)
- Recht van interpellatie (discussie voeren met minister)
- Recht van budget (uitgaven minister controleren)
Eerste en Tweede kamer samen noem je de Staten-Generaal
Johan Willem Thorbecke
Uit angst voor een revolutie in Nederland vraagt koning Willem II aan de liberale Thorbecke om een nieuwe grondwet te schrijven. Thorbecke schrijft een nieuwe grondwet. 
Na een grondwetswijziging kreeg Nederland een parlementair stelsel. De hoogste macht lag bij de Tweede kamer: het parlement. Het parlement: 
- Recht van enquete
- Recht van interpellatie
- Recht van budget
- Recht van initiatief
(wetsvoorstel indienen)
- Recht van amendement (wetsvoorstel wijzigen)

Slide 4 - Tekstslide


Klassieke grondrechten


  • Liberalen waren tegen een té sterke overheid. Daarom moesten er grondrechten worden vastgelegd, oftewel de belangrijkste rechten van de burgers.
  • We maken daarbij onderscheid in klassieke grondrechten en sociale grondrechten.
- Vrijheid van onderwijs
- Vrijheid van meningsuiting
- Vrijheid van godsdienst
- Vrijheid van vergadering en drukpers

Slide 5 - Tekstslide


Sociale grondrechten



  • Recht op veilig bestaan

  • Recht op gezondheidszorg

  • Recht op woongelegenheid

  • Recht op rechtsbijstand

  • Recht op werk

Slide 6 - Tekstslide

Maken van paragraaf 5.2
Opdracht 1 t/m 5
Koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk voor wat  de koning zegt en doet.  Over de koning kan geen discussie ontstaan, tegelijkertijd mag de koning niets meer zeggen of doen zonder toestemming van de minister-president. Dit is ministeriële verantwoordelijkheid.
Tweede kamer wordt voortaan rechtstreeks (direct) gekozen door burgers
Johan Willem Thorbecke
Uit angst voor een revolutie in Nederland vraagt koning Willem II aan de liberale Thorbecke om een nieuwe grondwet te schrijven. Thorbecke schrijft een nieuwe grondwet. 
Na een grondwetswijziging kreeg Nederland een parlementair stelsel. De hoogste macht lag bij de Tweede kamer: het parlement. Het parlement: 
- Recht van enquete
- Recht van interpellatie
- Recht van budget
- Recht van initiatief
(wetsvoorstel indienen)
- Recht van amendement (wetsvoorstel wijzigen)
De Eerste kamer controleert of een wet overeenkomt met de grondwet
- Recht van enquete (onderzoeken doen naar de regering)
- Recht van interpellatie (discussie voeren met minister)
- Recht van budget (uitgaven minister controleren)
Eerste en Tweede kamer samen noem je de Staten-Generaal
Provinciale Staten is het bestuur van de provincies.
De leden van de Eerste Kamer worden indirect gekozen. Namelijk door de Provinciale Staten. En die zijn weer gekozen door het volk. Daarom indirect gekozen. ncies.
Alleen verstandige mensen mochten stemmen, dus alleen de mensen (mannen) die een flink bedrag aan belasting betaalden (11%). Dat noem je censuskiesrecht. 

Slide 7 - Tekstslide


Uitbreiding van het kiesrecht

  • Steeds meer liberalen vonden het oneerlijk dat alleen de hoge burgerij mocht stemmen. 
  • 1887 wordt het censuskiesrecht afgeschaft en werd het Caouthchouc-artikel ingevoerd: "iedereen met kentekenen van geschiktheid mag stemmen"
  • Maar arbeiders konden nog steeds niet stemmen. De SDAP eiste kiesrecht voor alle mannen.
  • 1917 Algemeen mannelijk kiesrecht en in 1919 algemeen vrouwelijk kiesrecht
Leerdoel 2

Slide 8 - Tekstslide


Industrie en samenleving

  • In Nederland ging de samenleving er anders uit zien.
  • Werkloze boeren trokken naar de stad om te gaan werken in fabrieken, daardoor ontstond er verstedelijking. De steden groeiden. 
  • De arbeiders hadden geen rechten, arbeiderswijken waren vol problemen. 
  • Vanaf 1870 werd dit de sociale kwestie genoemd. 

Slide 9 - Tekstslide


Politieke stromingen

  • Elke politieke partij had een idee over hoe de samenleving moest worden ingericht (ideologie). 
Stroming
Kernwoord
Kern
      Partij
Liberalisme
Vrijheid
Hogere burgerij. Liberalen willen dat mensen zoveel mogelijk vrij zijn. De overheid moet zich niet veel bemoeien
met mensen en de economie.
Liberale unie
Socialisme
Gelijkheid
Arbeiders. Socialisten vinden dat iedereen gelijkwaardig is. De regering moet armen (arbeiders) helpen met wetten en regels.
SDAP

Slide 10 - Tekstslide

Sociale wetten
  • Rond 1850 hadden liberalen door dat de sociale kwestie alleen kon
    worden opgelost met sociale wetten.  Armen waren afhankelijk van 
    liefdadigheid van de kerk.
  • De Armenwet (1854) gaf armen steun via de gemeente.
  • Kinderwetje van van Houten (1874) gaf een verbod op kinderarbeid.
  • De Ongevallenwet (1900) en de Woningwet (1900).
1
2

Slide 11 - Tekstslide

Confessionelen 
  • Naast liberalen en socialisten kwam er een andere politieke stroming op, de confessionelen. 

  • Confessie betekent geloof. 

  • Abraham Kuyper richtte de ARP (anti-revolutionaire partij) op in 1879. Zijn aanhangers waren de "kleine luyden" zoals boeren, landarbeiders en winkeliers.  

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide


Feminisme

  • Feministen streden voor het vrouwenkiesrecht. 
  • Onder leiding van Aletta Jacobs werd de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht (1894) opgericht.  In 1919 kregen vrouwen het stemrecht.
  • Wilhelmina Drucker richtte de Vrije Vrouwenverening op die streed voor volledige gelijkheid van de vrouw. 
  • De strijd om vrouwenkiesrecht wordt de Eerste Feministische Golf genoemd. 

Slide 14 - Tekstslide

Als gemeenteraadslid in Amsterdam stelde Wibaut voor om huursubsidie te geven aan arme mensen én om goede en betaalbare huizen te bouwen.
Zeven jaar later werd hij wethouder in Amsterdam. Een wethouder is te vergelijken met een minister. Een gemeenteraadslid is te vergelijken met een Tweede Kamerlid. Een invulopdracht over Wibaut:

1 Als gemeenteraadslid behoorde Wibaut tot de                                                     macht.
  
kies uit:

2 Als gemeenteraadslid deed Wibaut het voorstel om arme mensen huursubsidie te geven. Zijn voorstel is te

 vergelijken met het recht van                              .

kies uit: 


3 Als wethouder had hij                                                      macht.

kies uit:



???
???
???
rechterlijke
uitvoerende
amendement
initiatief
rechterlijke
uitvoerende
wetgevende
interpellatie

Slide 15 - Sleepvraag


Koning Willem II liet in 1848 een levensgroot schilderij van zichzelf in de Eerste Kamer ophangen. Hij zei daarbij tegen de Eerste Kamerleden: “Door de nieuwe Grondwet kan ik niet meer bij u komen, daarom wil ik u mijn portret geven, dan ben ik altijd bij u”.

▻Wat was de reden dat koning Willem II deze uitspraak deed?
Door de nieuwe Grondwet van 1848
A
mocht de koning alleen nog maar Tweede Kamerleden benoemen.
B
verloor de koning veel politieke macht.
C
was de koning geen voorzitter meer van de Eerste Kamer.
D
werd de koning lid van het parlement.

Slide 16 - Quizvraag


De Nederlandse regering kon in de tijd van het modern imperialisme bedrijven contracten geven, zodat deze bedrijven suiker uit Indonesië mochten verhandelen. Koning Willem III vroeg aan de minister van Koloniën of twee van zijn vrienden zo’n contract konden krijgen. De minister van Koloniën gaf beide vrienden van de koning een contract, zonder daarover de Tweede Kamer in te lichten. De Tweede Kamer ontdekte dit en stelde hierover kritische vragen aan de minister. De minister moest deze vragen beantwoorden. 

▻Welke taak voerde de Tweede Kamer uit?
A
de controlerende taak
B
de uitvoerende taak
C
de wetgevende taak

Slide 17 - Quizvraag


De nieuwe onderwijswet werd tóch ingevoerd. Abraham Kuyper richtte mede naar aanleiding van deze wet een politieke partij op.

▻Welke politieke partij wordt bedoeld?
A
ARP
B
Liberale Unie
C
RKSP
D
SDAP

Slide 18 - Quizvraag


Koning Willem II was lange tijd tegen een nieuwe grondwet die ervoor zou zorgen dat burgers meer politieke invloed kregen. Tóch gaf de koning in 1848 aan Thorbecke de opdracht om een nieuwe grondwet te schrijven.
▻Waardoor veranderde koning Willem II van gedachten?
A
Er vonden revoluties plaats in de koloniën van Nederland.
B
Er vonden revoluties plaats in een aantal Europese landen.
C
Lenin leidde een revolutie in Rusland.
D
Troelstra leidde een revolutie in Nederland.

Slide 19 - Quizvraag


In 1896 diende de regering een wetsvoorstel in om meer mensen kiesrecht te geven. Er waren Kamerleden die dit wetsvoorstel niet ver genoeg vonden gaan. Daarom wilden zij het voorstel op enkele onderdelen wijzigen.

Van welk recht maken de Kamerleden gebruik als zij het voorstel willen wijzigen?

A
van het recht van amendement
B
van het recht van budget
C
van het recht van initiatief
D
van het recht van interpellatie

Slide 20 - Quizvraag


Thorbecke was al vóór 1848 lid van de Tweede Kamer. Hij had
verschillende ideeën. Zo wilde hij de grondwet wijzigen, waardoor rijke
burgers meer invloed kregen op het bestuur van het land. Ook wilde hij dat er meer spoorlijnen kwamen om de infrastructuur te verbeteren.

Welke begrippen passen bij de ideeën van Thorbecke?

A
liberalisme + industrialisatie
B
liberalisme + pacificatie
C
socialisme + industrialisatie
D
socialisme + pacificatie

Slide 21 - Quizvraag


Gebruik de bron

▻Bij welke verkiezingen hoort de bron?
A
bij indirecte verkiezingen op lokaal niveau
B
bij indirecte verkiezingen op provinciaal niveau
C
bij rechtstreekse verkiezingen op lokaal niveau
D
bij rechtstreekse verkiezingen op provinciaal niveau

Slide 22 - Quizvraag


Gebruik de bron
In de grafiek is de ontwikkeling te zien van de uitbreiding van het kiesrecht.

▻Welke verandering van het kiesrecht is te zien tussen 1880 en 1890?
A
de invoering van actief kiesrecht
B
de invoering van algemeen kiesrecht
C
de invoering van caoutchouc-artikel
D
de invoering van passief kiesrecht

Slide 23 - Quizvraag