Welke politieke groep stond aan de grondslag van de nieuwe grondwet van 1848?
A
Socialisten
B
Liberalen
C
Confessionelen
D
Feministen
Slide 2 - Quizvraag
Hoe heette hun leider?
Slide 3 - Open vraag
Waarom stemde de koning, ondanks een sterke vermindering van zijn macht, toch in met een nieuwe grondwet?
Slide 4 - Open vraag
In 1848 trokken veel mensen de straat op voor verandering. Met name de macht en rol van de koning stond ter sprake. Willem II werd in één nacht Liberaal en stemde in met de nieuwe grondwet. Welke nieuwe maatregel werd niet genomen?
A
Koning werd niet langer aansprakelijk
B
De ministers moesten verantwoording afleggen aan de koning
C
Het volk koos de Eerste Kamer
D
Het volk koos de Tweede Kamer
Slide 5 - Quizvraag
De koning zegt op tv iets over het vluchtelingenbeleid van de regering. De minister van Binnenlandse Zaken krijgt hierdoor problemen en veel vragen van het parlement. Waarom?
A
De koning is niet altijd aanwezig in de Tweede Kamer dus de minister beantwoordt de vragen
B
De koning is onschendbaar, hij mag daarom zeggen wat hij wil.
C
De minister is de woordvoerder van de koning en verantwoordelijk
D
De koning is onschendbaar en de minister verantwoordelijk
Slide 6 - Quizvraag
Een krantenartikel uit 1867 bevatte de volgende tekst. "De koning werd teruggefloten door het parlement. Hij zou niet langer zeggenschap hebben over de koop en verkoop van gebieden, ook al spekte dit de staatskas erg. De ministers dienden vlak na deze gebeurtenis allemaal hun ontslag in" --> over welke gebeurtenis gaat dit stukje tekst?
Slide 7 - Open vraag
Welk woordje staat bij socialisten centraal?
A
Vrijheid
B
Geloof
C
Vrouwenrechten
D
Gelijkheid
Slide 8 - Quizvraag
Wie zijn deze bekende koppen?
Thorbecke
Willem II
Pieter J. Troelstra
Aletta Jacobs
H. Schaepman
Abraham Kuyper
Slide 9 - Sleepvraag
Welk begrip past het beste bij Liberalisme?
A
Algemeen kiesrecht
B
Nachtwakerstaat
C
Sociale grondrechten
D
Kinderwetje van Van Houten
Slide 10 - Quizvraag
Noem de twee voornaamste doelen van de Eerste Feministische Golf
Slide 11 - Open vraag
Lees onderstaand krantenbericht uit 1901:
"Een minister raakt aan de praat met Kamerleden over het wetsvoorstel om woningen te verplichten twee kamers te hebben. De Kamerleden waren het niet eens met het wetsvoorstel en eisten een aanpassing. De aanpassingen luidden dat de kamers niet twee maar drie kamers minimaal zouden moeten bezitten. Twee dagen na de voorstellen werd de wet aangepast ingevoerd en aangenomen door beide Kamers."
Over bovenstaande tekst gaan de volgende twee vragen.
Slide 12 - Tekstslide
De Kamerleden die het wetsvoorstel wilden aanpassen kwamen uit...
A
De Eerste Kamer
B
De Tweede Kamer
Slide 13 - Quizvraag
Hoe heette het recht waar de Kamerleden uit de bron gebruik van maakten?
A
Recht van Budget
B
Recht van initiatief
C
Recht van amendement
D
Recht van interpellatie
Slide 14 - Quizvraag
Welk recht heeft de Eerste Kamer niet?
A
Recht van enquête
B
Recht van interpellatie
C
Recht van initiatief
D
Het motierecht
Slide 15 - Quizvraag
Het caoutchouc artikel (1887) deed zijn intrede en veranderde het kiesrecht in de grondwet. --> op welke manier breidde dit artikel het stemrecht uit?
Slide 16 - Open vraag
Over welke ontwikkeling gaat deze (spot)prent?
Slide 17 - Open vraag
Wat is geen klassiek grondrecht?
A
Vrijheid van meningsuiting
B
Recht op onderwijs
C
Vrijheid van drukpers
D
Vrijheid van geloofsovertuiging
Slide 18 - Quizvraag
1. recht van initiatief 2. recht van amendement Wat klopt wel? 3. recht van budget 4. recht van interpellatie 5. recht van enquete