Hoofdstuk 6 China: een machtig land in Azië

Natuurlandschappen
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Natuurlandschappen

Slide 1 - Tekstslide

Welke betekenis hoort bij het begrip: bevolkingsdichtheid
A
Stad met meer dan 10 miljoen inwoners
B
Het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer (inw/km2)

Slide 2 - Quizvraag

Wat weten we over de bevolkingsdichtheid van China?

Slide 3 - Open vraag

Bevolkingsdichtheid
Bevolkingsdichtheid= het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer (inw/km2)

Wat zien we op de kaart?

Slide 4 - Tekstslide

Bevolkingsdichtheid
Westen:
- platteland
- veel reliëf
- arm, weinig werk
= minder inwoners
Oosten:
- (mega)steden
- weinig reliëf
- rijk, veel werk
= meer inwoners

Slide 5 - Tekstslide

Bevolkingsdichtheid
Megastad= stad met meer dan 10 miljoen inwoners

Bijvoorbeeld: 
Shanghai (26 miljoen inwoners)
Beijing (20 miljoen inwoners)
Guangzhou (13 miljoen inwoners)

De regering wil de bevolking beter verdelen
= "verchinezing" 

Slide 6 - Tekstslide

Ontwikkeling van de bevolking  (H6.2)
Wat zie je?

Slide 7 - Tekstslide

Ontwikkeling van de bevolking (H6.2)
Eenkindpolitiek= regel die bepaalde dat vrouwen in China maar één kind mochten krijgen. 


Doel: de bevolkingsgroei remmen
Gevolg: minder vrouwen --> minder kinderen nu 

Slide 8 - Tekstslide

Waar is China het dichtstbevolkt?
A
Westen, platteland
B
Oosten, steden

Slide 9 - Quizvraag

Welk begrip past bij deze betekenis:
een stad met meer dan 10 miljoen inwoners
A
Megasteden
B
Hoofdsteden

Slide 10 - Quizvraag

Waarom is het oosten zo dichtbevolkt en het westen dunbevolkt?

Slide 11 - Open vraag

Wat houdt de Eenkindpolitiek regel in?

Slide 12 - Open vraag

Belangrijke begrippen
Communisme=
Democratie=
Vrije markt economie=
Planeconomie=

Weet iemand al iets van deze begrippen?

Slide 13 - Tekstslide

Het communistische China

1 partij heeft de macht
Productiemiddelen zijn van de staat
Iedereen is gelijk
De staat bepaalt alles voor jou
Het democratische Nederland

Meerdere partijen hebben de macht
Productiemiddelen zijn van de individu
Iedereen is verschillend
Je mag zelf bepalen

Slide 14 - Tekstslide

Planeconomie

De staat bepaalt het product en de prijs

Vrijemarkt economie

Vraag & aanbod
Wat is hier een gevolg van?
Wat zou dan beter werken?

Slide 15 - Tekstslide

Wat is communisme?

Slide 16 - Open vraag

Bij welke soort markt hoort het inspelen op vraag en aanbod:
A
Vrijemarkt economie
B
Planeconomie

Slide 17 - Quizvraag

Wat voor soort regeringsvorm hebben wij in Nederland?
A
Dictatuur
B
Socialisme
C
Democratie
D
Communisme

Slide 18 - Quizvraag

Wat hebben communisme en planeconomie met elkaar gemeen?

Slide 19 - Open vraag

Belangrijke begrippen
Globalisering, global shift, Speciale Economische Zone's (SEZ'S), lichte industrie, zware industrie, afzetmarkt en infrastructuur




!VEEL VAN DEZE BEGRIPPEN STAAN NIET IN HET BOEK, MEESCHRIJVEN DUS!

Slide 20 - Tekstslide

Globalisering
Globalisering= dat mensen, bedrijven en landen over de hele wereld steeds meer met elkaar verbonden zijn. Daarbij gaat het niet alleen om producten, maar ook over informatie, cultuur en politiek

Oorzaken globalisering=
1. Meer/ snellere communicatiemiddelen
2. Snellere/ goedkopere transportmogelijkheden
3. Goedkoper om alles in 1 fabriek te produceren, helemaal als de 
fabriek in een lagelonenland zit. 

!Meeschrijven!

Slide 21 - Tekstslide

Globalisering
Voordelen:                                                                          Nadelen:

Slide 22 - Tekstslide

Voordelen globalisering

  • Producten uit de hele wereld (goedkoop!)
  • We zijn meer betrokken (door de snelle informatie)
  • Reizen om de hele wereld




Nadelen globalisering

  • Oneerlijke welvaartsverdeling
  • Slechte arbeidsomstandigheden
  • Brandstof (voor al het transport) is  slecht voor het milieu

Slide 23 - Tekstslide

Global shift
Global= wereld
shift=  verschuiving

Global shift=  een proces van het verplaatsen van de belangrijkste handelsstromen over de aarde in verloop van tijd.

Vroeger: binnen Noord-Amerika en (west) Europa
Nu:  Azië


Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Globalisering én global shift
Globalisering (oorzaak) --> Global shift (gevolg)

Dus.......

Doordat we allemaal meer met elkaar verbonden zijn, meer met elkaar delen, kopen, communiceren etc. verschuift het economisch zwaartepunt . Waar eerst de nadruk lag op Noord-Amerika, west- Europa en Japan, schuift het nu naar de BRICS landen. (Brazilië, Rusland, India, China en South-Afrika)



Slide 26 - Tekstslide

Wat is globalisering?

Slide 27 - Open vraag

Wat is global shift?

Slide 28 - Open vraag

Van een gesloten naar een open economie
Na 1980 nog steeds communistisch, maar toegang tot buitenlandse bedrijven
  • speciale economische zones (sez)
  • veel werk in fabrieken door lage lonen
  • veel kennis
  • veel lichte industrie
Nu:
  • veel internationale bedrijven
  • een van de grootste economieën
  • veel westerse producten
  • verbod op westerse sociale media

Slide 29 - Tekstslide

Lichte industrie:
Zware industrie:

Slide 30 - Tekstslide

Lichte industrie:

  • Produceert kleine goederen
  • Meer direct op de consument gericht
Zware industrie:

  • Produceert grote goederen
  • Gericht op het eerste deel van de productie: smelten tot staal, etc

Slide 31 - Tekstslide

De afzetmarkt groeit
Afzetmarkt= gebied waarin je een product kan verkopen

Dus in plaats van alles exporteren, kunnen ze het nu ook in China verkopen. Het vraag en aanbod in China groeit. 
  • Minder kopiëren van producten, meer zelf bedenken
  • Meer hightechindustrie
  • Gevolg: stijging lonen

Slide 32 - Tekstslide