Profielkeuze verschil NASK1 en NASK 2

waar staat NASK voor?
NASK staat voor:

Natuurkunde (NA)
en 
Scheikunde (SK)
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
LOBMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

waar staat NASK voor?
NASK staat voor:

Natuurkunde (NA)
en 
Scheikunde (SK)

Slide 1 - Tekstslide

waarom een combinatie vak?
In klas 2 wordt NASK gegeven, dit is een combinatie van natuurkunde en scheikunde. Deze vakken hebben veel overlap, dat wil zeggen dat sommige onderwerpen of hoofdstukken bij beide vakken terug komen. Dit maakt het vak geschikt om in klas 2 gezamenlijk te onderwijzen. Je krijgt zo van beide vakken een beetje kennis mee. In de bovenbouw wordt er dieper in gegaan op de onderwerpen.

Slide 2 - Tekstslide

hoofdstukken mavo 2
H2 stoffen (beide, maar meerendeels scheikunde)
H3 water (beide, maar merendeels natuurkunde)
H4 elektriciteit (natuurkunde)
H5 bewegen (natuurkunde)
H6 licht (natuurkunde)
H7 het heelal (natuurkunde)
H8 geluid (natuurkunde)

Slide 3 - Tekstslide

NASK 1
NASK 1 staat voor natuurkunde, het gaat hier om de verschijnselen die je dagelijks kunt waarnemen zoals warmte, elektriciteit, licht en kleuren, geluid, krachten zoals zwaartekracht, een regenboog of bliksem, etc. (macroniveau = op grotere schaal)

Slide 4 - Tekstslide

klas 3 en 4 onderwerpen 
NASK1 (natuurkunde)
Kracht, beweging en snelheid
elektriciteit en schakelingen
licht
 het weer
geluid
Materie en straling
Energie

Slide 5 - Tekstslide

vereisten NaSk1 (natuurkunde)
voor NASK1 moet je kunnen rekenen en tekenen! 

je moet met formules, grafieken en getallen overweg kunnen. goed zijn in wiskunde helpt!

je moet nauwkeurig en precies zijn om goed te kunnen tekenen.

Nieuwsgierig zijn naar hoe iets werkt helpt!

Slide 6 - Tekstslide

Op een röntgenfoto zijn nooit weke delen, zoals organen zichtbaar. Kan de foto hiernaast een röntgenfoto zijn?
A
Ja
B
Nee
C
Dat kun je niet zeggen

Slide 7 - Quizvraag

Ieder apparaat heeft een typeplaatje hierop staan de specificaties van dit product. Bekijk het typeplaatje hiernaast. Hoe groot is de spanning van dit apparaat? Spanning meet je in volt.
A
10
B
2200
C
230
D
59

Slide 8 - Quizvraag

Tim laadt zijn telefoon op. De accu van zijn telefoon krijgt een spanning (U) van 230V. De stroomsterkte (I) die dan door de telefoon gaat is 2,3A. Hoe groot is de weerstand (R) van de telefoon?

R = U / I

Slide 9 - Open vraag

Waar zou dit symbool op kunnen staan? (Meerdere antwoorden mogelijk)
A
Appel
B
Papiertje
C
Plastic fles
D
Elektrisch apparaat

Slide 10 - Quizvraag

Op aarde werkt zwaartekracht. Hoe groot deze kracht is kun je berekenen met Fz = m x g
m = massa in kg
g = aantrekkingskracht van de aarde = 10
Minke heeft een massa van 45kg Hoe groot is de zwaartekracht op Minke?

Slide 11 - Open vraag

Er werkt een zwaartekracht van 300N. De krachtenschaal is als volgt:

1cm = 50N

Hoe groot moet de pijl worden om een kracht van 300N weer te geven?
A
6,0 cm
B
6,5 cm
C
7,0 cm
D
7,5 cm

Slide 12 - Quizvraag

beroepen NASK 1

Slide 13 - Tekstslide

beroepen NASK 1

Slide 14 - Tekstslide

beroepen NASK 1

Slide 15 - Tekstslide

beroepen NASK 1
- licht en/of geluidstechnicus
-architect
- opticien
- elektricien
- radioloog (rontgenstraling, mri, echo)
- programmeur / robotica / ICT
- automonteur / vliegtuig-  of scheepsbouwer

Slide 16 - Tekstslide

beroepen NASK 1
- fotografie/film/media/ict
- procestechniek
- productontwikkelaar
- bouwkunde
- timmerman
- CV-monteur
- energiebranche —>zonnecellen, windmolens

Slide 17 - Tekstslide

beroepen NASK 1
- logistiek (transport)
- Robotica
- (verloskunde)
- astronoom (sterrenkundige)
- metereoloog (weerkundige)
etc

Slide 18 - Tekstslide

Licht en beweging 

Sportanalyse, fotografie, lichttechnicus, etc

Slide 19 - Tekstslide

NASK 2
NASK2 staat voor scheikunde, bij scheikunde wordt er naar de structuur/opbouw van stoffen gekeken en naar de reacties die stoffen met elkaar aangaan. (microniveau = het gaat om erg kleine deeltjes)


Slide 20 - Tekstslide

onderwerpen NASK2
stoffen scheiden
concentratie
metalen, zouten,
zuren en basen
aardoliefracties
reactievergelijkingen en neerslagreacties
structuur en molecuulformules

Slide 21 - Tekstslide

vereisten NASK2
nauwkeurig kunnen werken i.v.m. practica
Uit je hoofd leren van stofnamen en afkortingen
rekenen met verhoudingstabellen

Slide 22 - Tekstslide

Welk gas ontstaat er NIET bij een volledige verbranding?
A
Waterdamp
B
Koolstofdioxide
C
Koolstofmonoxide

Slide 23 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding.Hoe korten we in de scheikunde stikstof af?
A
O
B
C
C
S
D
N

Slide 24 - Quizvraag

Water noemt men hydrofiel. Stoffen die niet goed mengen met water, zoals slaolie, noemt men hydrofoob. Wasbenzine is een vettige stof. Wat is waar over wasbenzine? Meerdere antwoorden mogelijk.
A
Wasbenzine is hydrofiel
B
Wasbenzine is hydrofoob
C
Was benzine mengt goed met slaolie
D
Wasbenzine mengt goed met water

Slide 25 - Quizvraag

De reactievergelijking voor een volledige verbranding is als volgt:

CH4 + 2 O2 —> CO2 + ? H2O

Wat komt er op de plaats van het ?-teken om de reactie kloppend te maken? (Tel aantal H’tjes voor en na de pijl)
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 26 - Quizvraag

De concentratie zout die is opgelost in water is 0,3g/L. Hier staat letterlijk dat in 1L water 0,3 gram zout zit opgelost. Hoeveel gram zout moet ik in 3,0L water oplossen om dezelfde concentratie te krijgen?
A
0,3g
B
0,6g
C
0,9g
D
1,2g

Slide 27 - Quizvraag

beroepen NASK2 (scheikunde)
       scheikunde  = NASK2

Slide 28 - Tekstslide

beroepen NASK2 (scheikunde)
       scheikunde = NASK2

Slide 29 - Tekstslide

beroepen NASK2 (scheikunde)
       scheikunde  = NASK2

Slide 30 - Tekstslide

beroepen nask 2 (scheikunde)
- tandartsassistente
- dierenartsassistente
- apothekersassistente
- chemisch analist (bijv. cosmetica, voedsel, brandstof, etc)
- forensisch analist 
- dietist
- goudsmidt / edelsmidt (sieraden)
- etc

Slide 31 - Tekstslide