In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Toets voeding en vertering
Slide 1 - Tekstslide
Halal eten is een eetgewoonte die afhangt van:
A
het land waar je woont of waar je vandaan komt
B
je geloof
C
je voorkeur
D
alle drie
Slide 2 - Quizvraag
Een broodje kaas bestaat uit voedingsmiddelen en voedingsstoffen. Sleep de woorden naar het juiste vak.
Voedingsmiddel
Voedingsstof
brood
eiwit
vitamine
kaas
vet
boter
koolhydraat
Slide 3 - Sleepvraag
Energierijke stoffen zijn:
A
vetten, eiwitten en mineralen
B
vitaminen en mineralen
C
vetten, koolhydraten en suiker
D
zetmeel, eiwit en suiker
Slide 4 - Quizvraag
Beschermende stoffen zijn:
A
koolhydraten
B
eiwitten
C
vetten
D
vitaminen en mineralen
Slide 5 - Quizvraag
Bouwstoffen zijn:
A
vetten, eiwitten, mineralen en water
B
vitaminen en mineralen
C
vetten, koolhydraten en suiker
D
zetmeel, eiwit en suiker
Slide 6 - Quizvraag
Vetten
Water
Koolhydraten
Eiwitten
Vitamines mineralen
Slide 7 - Sleepvraag
We eten graag een tussendoortje. Welke tussendoortjes zijn gezond en welke zijn ongezond?
Gezond
Ongezond
appel
gevulde koek
frikadelbroodje
snoeptomaatjes
chocola
noten
chips
Slide 8 - Sleepvraag
Wat zie je op de afbeelding hiernaast?
A
schimmels met sporen
B
bacteriën die openbarsten
Slide 9 - Quizvraag
Voedselbederf ontstaat door:
A
een voedselinfectie
B
de sporen van schimmels
C
schimmels en bacteriën die groeien
D
celdeling van schimmels
Slide 10 - Quizvraag
Op de afbeelding hiernaast zie je de celdeling van bacteriën. Hoeveel bacteriën zijn er na de laatste deling?
A
4
B
6
C
8
D
10
Slide 11 - Quizvraag
Als je ziek wordt door voedselbederf dan heb je last van:
A
de griep
B
een schimmelinfectie
C
een bacterie-infectie
D
een voedselinfectie
Slide 12 - Quizvraag
Welke voedingsmiddelen uit de tabel hiernaast hebben de meeste energierijke stoffen in zich?
A
pasta en drop
B
avocado en cashew noten
C
biefstuk en kipfilet
D
cashew noten, pasta en drop
Slide 13 - Quizvraag
Als je een broodje met aardbeienjam eet, hoeveel calorieën krijg je dan binnen?
A
262 calorieën
B
39 calorieën
C
39000 calorieën
D
167 calorieën
Slide 14 - Quizvraag
Een ander woord voor tandbederf is:
A
tandplak
B
fluoride
C
cariës
D
mondbacteriën
Slide 15 - Quizvraag
Hoe krijg je overgewicht?
A
veel eten
B
weinig bewegen
C
veel eten en weinig bewegen
D
veel energierijke voedingsmiddelen eten en weinig bewegen
Slide 16 - Quizvraag
Geef de naam van onderdeel 1.
A
celwand
B
celmembraan
C
celkern
D
cytoplasma
Slide 17 - Quizvraag
Geef de naam van onderdeel 2.
A
celwand
B
celmembraan
C
celkern
D
cytoplasma
Slide 18 - Quizvraag
Geef de naam van onderdeel 3.
A
celwand
B
celmembraan
C
celkern
D
cytoplasma
Slide 19 - Quizvraag
Waarvoor heb je bouwstoffen nodig?
A
om te kunnen groeien
B
om cellen te repareren
C
om cellen te vervangen
D
alle drie
Slide 20 - Quizvraag
Voor welke cellen heb je calcium nodig?
A
botcellen
B
spiercellen
C
zenuwcellen
D
rode bloedcellen
Slide 21 - Quizvraag
Voor welke cellen heb je ijzer nodig?
A
botcellen
B
spiercellen
C
zenuwcellen
D
rode bloedcellen
Slide 22 - Quizvraag
Onder welke bouwstoffen vallen calcium en ijzer?
A
mineralen
B
eiwitten
C
koolhydraten
D
vitaminen
Slide 23 - Quizvraag
Welke stof in het diagram is geen bouwstof?
A
water
B
eiwitten
C
vetten
D
koolhydraten
Slide 24 - Quizvraag
In de voedingswaardetabel hiernaast zie je ADH staan. Wat betekent ADH?
A
de hoeveelheid voedingsstof
B
het percentage van de hoeveelheid voedingsstof
C
algemene dagelijkse hoeveelheid
D
hoeveel je per dag nodig hebt
Slide 25 - Quizvraag
Wat zijn nachtblindheid en de Engelse ziekte?
A
gebreksziekte
B
aangeboren ziekte
C
infectieziekte
D
oogafwijkingen
Slide 26 - Quizvraag
Welke begrippen horen bij welke eetstoornis?
Anorexia
Boulimia
lijnziekte
laxeermiddel
vreetbuien
erg dun
normaal gewicht
weinig eten
Slide 27 - Sleepvraag
Geef de naam van onderdeel 6
A
tong
B
huig
C
strottenklepje
D
speekselklier
Slide 28 - Quizvraag
Geef de naam van onderdeel 3
A
slokdarm
B
luchtpijp
C
keel
D
stembanden
Slide 29 - Quizvraag
Geef de naam van onderdeel 3
A
tong
B
strottenklepje
C
huig
D
speekselklier
Slide 30 - Quizvraag
Je ziet hiernaast een afbeelding van het spijsverteringsstelsel. Welk orgaan is nummer 06?
A
dunne darm
B
twaalfvingerige darm
C
endeldarm
D
dikke darm
Slide 31 - Quizvraag
Je ziet hiernaast een afbeelding van het spijsverteringsstelsel. Welk orgaan is nummer 03?
A
maag
B
lever
C
alvleesklier
D
galblaas
Slide 32 - Quizvraag
Je ziet hiernaast een afbeelding van het spijsverteringsstelsel. Welk orgaan is nummer 11?
A
maag
B
lever
C
alvleesklier
D
galblaas
Slide 33 - Quizvraag
Je ziet hiernaast een afbeelding van het spijsverteringsstelsel. Welk orgaan is nummer 09?
A
schildklier
B
speekselklier
C
alvleesklier
D
galblaas
Slide 34 - Quizvraag
Welke taak hoort bij welk orgaan? Maak de juiste combinatie
eiwitvertering
koolhydraat-
vertering
galproductie
opname voedingsstoffen
Slide 35 - Sleepvraag
Geef de naam van onderdeel C
A
de lever
B
de dunne darm
C
de alvleesklier
D
de maag
Slide 36 - Quizvraag
Een taak van de maag is ...
A
koolhydraatvertering (zetmeelvertering)
B
vetvertering
C
eiwitvertering
D
vitaminevertering
Slide 37 - Quizvraag
Geef de naam van onderdeel J Tip: kijk goed!
A
de lever
B
de galblaas
C
de alvleesklier
D
de maag
Slide 38 - Quizvraag
Speeksel in de mond is belangrijk. Het zorgt er voor dat ...
A
eiwitten worden verteerd
B
koolhydraten worden verteerd
C
vetten worden verteerd
D
vitaminen worden verteerd
Slide 39 - Quizvraag
Brandstof
Bouwstof
Beschermende stof
Vetten
Water
Vitamines
Mineralen
Eiwitten
Mineralen
Vetten
Koolhydraten
Slide 40 - Sleepvraag
Bij pasteuriseren gaan alle bacteriën en schimmels dood.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 41 - Quizvraag
De lever maakt gal. Gal is belangrijk voor ...
A
eiwitvertering
B
vetvertering
C
koolhydraatvertering
D
vitaminevertering
Slide 42 - Quizvraag
Als de alvleesklier zijn werk niet goed doet ontstaan er problemen in de spijsvertering. Welke?
A
voeding wordt niet ontzuurd en verteerd
B
vetten worden niet verteerd
C
koolhydraten worden niet veteerd
D
eiwitten worden niet verteerd
Slide 43 - Quizvraag
Maagzuur is belangrijk om...
A
bacteriën te doden
B
vetten te verteren
C
koolhydraten te verteren
D
mineralen op te nemen
Slide 44 - Quizvraag
Hiernaast zie je een keten van kleurtjes. Dat stelt een voedingsstof voor. Je ziet ook een schaar die de keten opknipt. De schaar heeft de rol van:
A
Energie
B
Enzymen
C
Eiwit
D
Koolhydraat
Slide 45 - Quizvraag
Wat doen enzymen?
A
Enzymen verbranden voedingsstoffen
B
Enzymen versnellen reacties door voedingstoffen te breken.
C
Enzymen bevatten verteringssappen
D
Enzymen nemen voedingstoffen op in het bloed
Slide 46 - Quizvraag
Extra punten?
Wil je graag mega extra punten? Dan ga je een tekening maken.
Teken de spijsvertering van mond tot endeldarm. (3p)
Teken de belangrijkste organen bij, met naam.(2p)
Je persoon gaat een pizza eten: een Pizza Hawaai (heeft kaas, ananas en ham). Beschrijf zoveel je wil waar de betrokken voedingsstoffen verteerd worden ( in tekening of tekst, 3p)
Benoem waar uiteindelijk alles opgenomen wordt in het lichaam.(1p)
Benoem zoveel bijhorende feitjes mogelijk tijdens het verteren. (.5 punt per thema 7 feit)