Bezittelijke voornaamwoorden

Welke zijn de bezittelijk voornaamwoorden?
A
mijn
B
uw
C
mij
D
U
1 / 25
volgende
Slide 1: Quizvraag
TaalBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Welke zijn de bezittelijk voornaamwoorden?
A
mijn
B
uw
C
mij
D
U

Slide 1 - Quizvraag

Kies het bezittelijk voornaamwoord:
A
de
B
onze

Slide 2 - Quizvraag

MIJN, ZIJN, ONZE; zijn bezittelijke voornaamwoorden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
Waarom heb jij mijn jas aan?
A
heb
B
mijn
C
jij
D
aan

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
Ik koop die auto voor hem.
A
ik
B
die
C
hem
D
zit er niet in

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
We moeten nog ons huiswerk inleveren.
A
ons
B
huiswerk
C
we
D
inleveren

Slide 6 - Quizvraag

JOU is een persoonlijk voornaamwoord, JOUW is een bezittelijk voornaamwoord
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
A
jij
B
mijn
C
u
D
jou

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?

Slide 9 - Open vraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
Daar loopt onze kat.
A
daar
B
loopt
C
onze
D
kat

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
A
Bart's
B
wie
C
welke
D
het

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Zijn kast hangt vol vreemde kostuums.
A
vreemde
B
vol
C
Zijn
D
kostuums

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?

Slide 13 - Open vraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in de zin:
'Is dat jouw jas?'
A
jas
B
jouw
C
is
D
dat

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
Hun familie woont in het buitenland
A
hun
B
familie
C
woont
D
in het buitenland

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?

Slide 16 - Open vraag

IK, JIJ, HEM, ONS, ZIJ; zijn bezittelijke voornaamwoorden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

En welke van deze is een bezittelijk voornaamwoord?
A
jouw
B
me

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Maar we vieren wel altijd feest in ons gezin.
A
we
B
ons
C
vieren
D
altijd

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
A
Mijn, jouw, haar, uw, ons, jullie etc.
B
Wijst iets aan: deze, die, dit en dat
C
Plakt twee zinnen aan elkaar
D
Ik, jij, hij, zij, wij, jullie etc.

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
In ons huis is het altijd gezellig
A
het
B
ons
C
huis
D
altijd

Slide 21 - Quizvraag

Typ zo veel mogelijk bezittelijke voornaamwoorden in 30 seconden
timer
0:30

Slide 22 - Open vraag

Wat is een bezittelijk voornaamwoord nou precies?

Slide 23 - Open vraag

Ik snap bezittelijke voornaamwoorden en kan zo zelfstandig aan de slag.
A
Ja, ik kan zo zelfstandig aan de slag.
B
Ik snap het nog niet helemaal.
C
Nee, ik wil graag nog meer uitleg.

Slide 24 - Quizvraag

Voor degene die het nog niet helemaal snappen, wat heb je nodig?

Slide 25 - Open vraag