ZinsbouwSynoniemenHATV319BHCH

Mededeling
Lees- en luisterexamen 3F: 13 december 9 uur

Oefenexamen 3F: do 16 december volgens rooster
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2,3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Mededeling
Lees- en luisterexamen 3F: 13 december 9 uur

Oefenexamen 3F: do 16 december volgens rooster

Slide 1 - Tekstslide

Lesinhoud
Werkwoordspelling (bespreken + toets maken)
je kent de regels en past deze toe

Woordenschatuitbreiding: Goedgebekt & synoniemen

Spelling: zinsbouw, stijl, formuleren-> je herkent fouten en verbetert deze

Slide 2 - Tekstslide

stam / stam+t / hele werkwoord

Slide 3 - Tekstslide

'T eX KoFSCHiP

Slide 4 - Tekstslide

'T eX KoFSCHiP

Slide 5 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord

1. Het…………………(uitkleden) model voelde zich niet op haar gemak.
2. De…………………..(omspitten) tuin van Karel zag er rommelig uit.
3. Lize zag dat de………………(uitvergroten) foto scheef hing.
4. Niemand zag de………………………(volladen) vrachtauto staan.
5. Stijn zag de………………..(verdwalen) hond in zijn straat lopen. 

Slide 6 - Tekstslide

Toets werkwoordspelling
Duur: 20 minuten

Klaar? Start met het maken van de opdrachten van Goedgebekt.
Zelf nakijken

Slide 7 - Tekstslide

FORMULEREN EN STIJL
mbt proces-verbaal

Slide 8 - Tekstslide

Het bedrijfsleven is/zijn gebaat bij goed opgeleide werknemers.
A
is
B
zijn

Slide 9 - Quizvraag

TIP 1: onderwerp en persoonsvorm zijn gelijk
Als het onderwerp meervoud is, dan moet het persoonsvorm ook meervoud zijn.

Bij sommige woorden is het meervoud of enkelvoud  niet geheel duidelijk:
Iedereen gaat over meer mensen, maar...
het woord iedereen is een woord in enkelvoud.

Slide 10 - Tekstslide

De kindcentra in de gemeente Hilvarendam wordt/ worden met sluiting bedreigd.
A
wordt
B
worden

Slide 11 - Quizvraag

In 2014 had/hadden 5 procent van de bevolking last van eczeem.
A
had
B
hadden

Slide 12 - Quizvraag

Om twee uur 's nachts zwierf/ zwierven nog een grote groep dronken jongeren door de anders zo rustige straten.
A
zwierf
B
zwierven

Slide 13 - Quizvraag

De brandweer uit Berkel en Rodenrijs had/hadden het brandje in de schuur van de familie De Boer snel geblust.
A
had
B
hadden

Slide 14 - Quizvraag

De waarheid van de verschillende verklaringen wordt / worden door de politie in twijfel getrokken.
A
wordt
B
worden

Slide 15 - Quizvraag

TIP 2: kijk goed welke zinnen je samentrekt
  • Eerst zetten we de bar neer en dan de partytenten.


  • Eerst zetten we de bar neer en dan zetten we de partytenten op.
neerzetten en opzetten

Slide 16 - Tekstslide

Tip 3: let op je interpunctie
Als zinnen erg veel met elkaar te maken hebben, zet dan een komma en geen punt.
"Dan blijven ze langer debatteren over een meerderheidsregering. In plaats van zich zorgen maken over de toestand in de zorg."

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht: Herschrijf de zin in de goede vorm.
Veel honden lijden aan erfelijke ziekten of afwijkingen. Doordat ze veel te ver zijn doorgefokt.

Slide 18 - Open vraag

TIP 4: begin een zin niet met een voegwoord

Begin een zin niet met  want-en-maar.

 
'En ik ben ook leergierig.'

Slide 19 - Tekstslide

TIP 5: zet woorden die bij elkaar horen, bij elkaar
Zet de woorden die bij elkaar horen, bij elkaar.
Dus niet:
 'Het in november door de feestcommissie gepresenteerde plan is enthousiast ontvangen.'
Maar wel:
De feestcommissie heeft een plan gepresenteerd dat enthousiast is ontvangen.

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht: Herschrijf de zin in de goede vorm.
De vergunning van een fokker moet als hij honden te ver doorfokt, worden ingetrokken.

Slide 21 - Open vraag

O-P-A
Onderwerp
Persoonsvorm
Ander zinsdeel

Standaardopbouw van een zin in het Nederlands
Zinsopbouw

Slide 22 - Tekstslide

Persoonsvorm
De persoonsvorm is geen persoon, maar een werkwoord. In elke zin staat altijd 1 persoonsvorm. Een persoonsvorm past zich aan aan de persoon in de zin (enkelvoud of meervoud). Alle andere werkwoorden in de zin staan altijd in het meervoud.

Om te weten wat de persoonsvorm is in een zin, kan je de zin in een andere tijd zetten. Het woord dat verandert, is de persoonsvorm.

Slide 23 - Tekstslide

Plaats van de persoonsvorm
De persoonsvorm staat altijd op de tweede plek in de zin. Tenzij:
  • de zin een vraag is
Doet Jaimie morgen rijexamen?
  • Er een voegwoord (als, doordat, terwijl) in de zin staat 
Hij dacht dat ik ziek was, terwijl ik dat niet ben.

Slide 24 - Tekstslide

Vermijd een teveel aan O-P-A
Tip 6: vermijd O-P-A

Slide 25 - Tekstslide

Herken jij O-P-A?
Onderwerp
Persoonsvorm
Ander zinsdeel

Slide 26 - Tekstslide

's Avonds wordt het hier altijd koud.

Bron: www.berktekst.nl
A
OPA
B
APO
C
POA
D
PAO

Slide 27 - Quizvraag

Kun je voor mij het licht aandoen?

Bron: www.berktekst.nl
A
OPA
B
APO
C
POA
D
PAO

Slide 28 - Quizvraag

Ayoub was voor niemand bang.

Bron: www.berktekst.nl
A
OPA
B
APO
C
POA
D
PAO

Slide 29 - Quizvraag

De artiest is met de grond gelijk gemaakt door de recensent.

Bron:www.berktekst.nl
A
OPA
B
APO
C
POA
D
PAO

Slide 30 - Quizvraag

TIP 7: schrijf op niveau
Probeer te variëren in taalgebruik (exameneis), zo laat je zien dat je taalniveau op orde is.

Gebruik 'moeilijke' woorden, zoals:

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Synoniemen
Waarom is een brede woordenschat belangrijk?

Wat zijn synoniemen?
Wat is beeldspraak?

Maak de toets synoniemen en beeldspraak.
Gedaan? Verder met Goedgebekt.

Slide 33 - Tekstslide

Hoe nuttig was deze informatie?
ZEER NUTTIG
NUTTIG
EEN BEETJE NUTTIG
NIET NUTTIG

Slide 34 - Poll