Daltonuur 2

Recap
  1. Present tense
  2. Past tense
  3. Comparatives and superlatives
  4. Conditionals
  5. Indirect questions 
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Recap
  1. Present tense
  2. Past tense
  3. Comparatives and superlatives
  4. Conditionals
  5. Indirect questions 

Slide 1 - Tekstslide

Future
Future

Slide 2 - Tekstslide

Future Simple
Vorm
Gebruik
Example:
am/is/are (not) + hele werkwoord + ing
Afspraken in de nabije toekomst waarvan tijd en/of plaats al vaststaat in the nabije toekomst.
I am visiting the dentist after school.

He isn't running a marathon this weekend.

I am celebrating my birthday tomorrow.
Present Continuous future

Slide 3 - Tekstslide

Future tense: Will

Wat is de vorm?
A
I / you / we / they = ww He / she / it = ww + s
B
am / is / are (not) + hele werkwoord + ing
C
Am / is / are + going to + hele werkwoord
D
Will of won't + hele werkwoord

Slide 4 - Quizvraag

Future tense: Will

Wanneer gebruiken?
A
Gebruik bij tijden (klok)
B
Gebruik bij afspraken met vaste tijd/plaats
C
Gebruik bij plannen of voorspelling met bewijs
D
Gebruik bij beloftes of voorspelling zonder bewijs

Slide 5 - Quizvraag

Hoe vorm je future tense: present simple?
A
He/she/it + ww+ -ed
B
I/we/you they+ ww+ -s
C
He/she/it+ww+ -s

Slide 6 - Quizvraag

Future tense: Present Simple

Wat is de vorm?
A
I / you / we / they = ww He / she / it = ww + s
B
am / is / are (not) + hele werkwoord + ing
C
Am / is / are + going to + hele werkwoord
D
Will of won't + hele werkwoord

Slide 7 - Quizvraag

Welk van deze zinnen staat in de future tense?
A
I will go to the supermarket in 5
B
I am going to volunteer this summer
C
I am flying to Lisbon tomorrow
D
The train leaves at 12.45

Slide 8 - Quizvraag

Which sentence is correct?
Future tense
A
The train will leave at 8 am.
B
The train is going to leave at 8 am.
C
The train is leaving at 8 am.
D
The train leaves at 8 am.

Slide 9 - Quizvraag

Future tense: Present Continuous

Wat is de vorm?
A
I / you / we / they = ww He / she / it = ww + s
B
am / is / are (not) + hele werkwoord + ing
C
Am / is / are + going to + hele werkwoord
D
Will of won't + hele werkwoord

Slide 10 - Quizvraag

Hoe maak je een future tense met going to
A
am/are/is + going to
B
was/were+ going to
C
going to+ ww
D
am /are/is +going to+ ww

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Countable & uncountable nouns from the text
Countable
Uncountable
photos
magazine
window
music
time
weddings
market
outfit
money

Slide 13 - Sleepvraag

Countable
Uncountable

Slide 14 - Sleepvraag

Slide 15 - Video

a/an
the
Wanneer we voor de eerste keer over iets praten gebruiken we...
Wanneer we opnieuw iets benoemen gebruiken we...
We gebruiken .... wanneer we beschrijven hoe iets of iemand is/wat iemands baan is. 
We gebruiken ... wanneer er maar een van is. 

Slide 16 - Sleepvraag

Slide 17 - Video

Bij welke werkwoorden mag je een gerund (ww + ing) gebruiken?
Gerund
Geen gerund
like
start
wish
choose
learn
hate
go on
decide
feel
dream
love
stop

Slide 18 - Sleepvraag

Some verbs are followed by gerunds and some by infinitives. Order the verbs below. Tip. Make a sentence in your head e.g. I enjoy .....................and see what you think you should put after it
Followed by a gerund 
Followed by an infinitive
enjoy
hope
learn
imagine
suggest
(don't) mind
decide
expect
avoid
offer

Slide 19 - Sleepvraag