Lj3 - Week 15, les 1 Woordenschat (overdrijving en ironie)

Woordenschat H5 
overdrijving & ironie
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat H5 
overdrijving & ironie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Taaltrucjes
Schrijvers proberen hun teksten wat aantrekkelijker te maken door taaltrucjes te gebruiken
Figuurlijk taalgebruik

Overdrijving
Ironie

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom maken schrijvers gebruik van overdrijving en ironie?

Slide 3 - Tekstslide

Schrijvers proberen hun teksten vaak afwisselender te maken door taaltrucjes te gebruiken. 
Leerdoelen
Je kunt ironie en overdrijving herkennen en begrijpen. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overdrijving en ironie
Schrijvers maken soms gebruik van taalmiddelen om hun teksten afwisselender en aantrekkelijker te maken. Ze kunnen daarvoor gebruikmaken van overdrijvingen en ironie.

Overdrijving: de schrijver laat iets extra opvallen door het groter, mooier, erger of beter te maken dan het eigenlijk is. Een overdrijving is meestal een vorm van figuurlijk taalgebruik. De schrijver bedoelt niet wat er letterlijk staat.

Ironie: de schrijver zegt iets op een grappige of een wat spottende manier, waardoor de lezer weet dat het niet serieus bedoeld is. Vaak zegt hij dan het tegenovergestelde van wat hij eigenlijk bedoelt. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overdrijving

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overdrijving
Bij een overdrijving wordt iets op een overdreven manier uitgedrukt.

Je zegt: 'Hij heeft dat al 10.000 keer gezegd';
Je bedoelt dat hij dat al meerdere malen heeft gezegd.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ironie

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ironie

Ironie is eigenlijk milde spot. Je wilt mensen er niet met opzet mee kwetsen.


Typisch voor ironie is, dat het tegengestelde gezegd wordt van dat wat men bedoelt. Je merkt aan de overdreven toon, dat de spreker het niet ernstig, maar ironisch meent.



Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ironie
Geweldig die 2 voor het proefwerk!

Je vindt het natuurlijk helemaal niet geweldig, je bedoelt het hier ironisch. Ze bedoelen hiermee natuurlijk het tegenovergestelde van 'geweldig'.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik word doodmoe van dat gezeur van jou.
A
ironie
B
overdrijving

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat heb je in je tas gestopt? Hij weegt tonnen!
A
Ironie
B
Overdrijving

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vader die zou koken en met pizza's thuiskomt....
Moeder: 'Goed gekookt, schat.'
A
ironie
B
overdrijving

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De ANWB meldde dat de gipsvluchten het dit jaar weer goed hadden gedaan.
A
ironie
B
overdrijving

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kunnen we snel eten? Ik sterf van de honger.
A
ironie
B
overdrijving

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Wat een goede hulp ben jij!’, zei de moeder, toen haar zoontje de emmer met sop omgooide.
A
Ironie
B
Overdrijving

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De regen komt met bakken uit de hemel vallen
A
ironie
B
overdrijving

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ben je daar dan eindelijk? Ik wacht hier al eeuwen!
A
Overdrijving
B
Ironie

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


'Schiet nou toch eens op! Ik sta al uren te wachten!'
A
Ironie
B
Overdrijving

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Je kletst me de oren van het hoofd!'
(tegen iemand die weinig zegt)
A
ironie
B
overdrijving

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een GEEN voorbeeld van een overdrijving
A
De dag duurde zo lang dat ik in slaap viel
B
Het was een eindeloos durende dag
C
Het was een doodsaaie dag
D
Het was een leuke dag

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ironie of overdrijving?
Wat heb je in je tas gestopt? Hij weegt tonnen!
A
Ironie
B
Overdrijving

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Overdrijving of ironie?
Die film duurt een eeuwigheid!
A
Overdrijving
B
Ironie

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Overdrijving' is figuurlijk taalgebruik
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een overdrijving?
A
iets wat extra opvalt door het groter, mooier, erger of beter te maken dan het eigenlijk is.
B
iets wat heel geweldig of juist afschuwelijk is minder erg te maken of af te zwakken.

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan het werk:
BB: blz. 174 t/m 179 (opdracht 1 en opdracht 3 t/m 8)
KB: blz. 121 t/m 123 (opdracht 1 t/m 7)

Klaar? Boek lezen of blz 240 - 247

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies