Objectief en subjectief taalgebruik
1 / 48
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Welk gevoel geeft het volgende woord jou:
wijf
wijf
positief gevoel
negatief gevoel
Slide 2 - Poll
Welk gevoel geeft het volgende woord jou:
dame
dame
positief gevoel
negatief gevoel
Slide 3 - Poll
Welk gevoel geeft het volgende woord jou:
eten nuttigen
eten nuttigen
positief gevoel
negatief gevoel
Slide 4 - Poll
Welk gevoel geeft het volgende woord jou:
vreten
vreten
positief gevoel
negatief gevoel
Slide 5 - Poll
Welk gevoel geeft het volgende woord jou:
zuipen
zuipen
positief gevoel
negatief gevoel
Slide 6 - Poll
klinkt positief
klinkt negatief
volksfeest
promotie
louche
grijsaard
crash
luxereis
ijzersterk
crapuul
iemand vloeren
Slide 7 - Sleepvraag
Slide 8 - Tekstslide
positief woord
neutraal woord
negatief woord
penitentiair beambte
cipier
Slide 9 - Sleepvraag
positief woord
neutraal woord
negatief woord
gemeentewerker
vuilnisman
milieuwerker
Slide 10 - Sleepvraag
positief woord
neutraal woord
negatief woord
boer
agrariër
landbouwer
Slide 11 - Sleepvraag
positief woord
neutraal woord
negatief woord
geneesheer
dokter
kwakzalver
Slide 12 - Sleepvraag
positief woord
neutraal woord
negatief woord
soldaat
landsverdediger
huurling
Slide 13 - Sleepvraag
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
positieve connotatie
neutraal woord
negatieve connotatie
restaurant
eetgelegenheid
eettent
haarstilist
kapper
coiffeur
heengaan
sterven
de pijp uit
heer
man
vent
