cours du 4 oct

cours du 3 octobre
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

cours du 3 octobre

Slide 1 - Tekstslide

programme 2h1
-  Tu as bien appris ?
- la date, le temps
- on corrige cahier 8 (p. 20)
- on parle
- les adjectifs 
     -expliquation :  la place
     - faire 3G
 

Slide 2 - Tekstslide

programme 2h2
- Tu as bien appris ?
- la date, le temps
- on corrige cahier 8 (p. 20)
- corriger cahier 7 (p. 19), ex. 3b (p. 51)
- on parle
- les adjectifs 
     -expliquation :  la place
     - faire 3G
 

Slide 3 - Tekstslide

tu as bien appris ?
1. Wat zet je meestal achter het bijvoeglijknaamwoord als het naar iets vrouwelijks verwijst?
2. Wat zet je meestal achter het bijvoeglijknaamwoord als het naar iets verwijst dat meervoud en mannelijk is?
3. Geef de vrouwelijke meervoudsvorm van VIEUX
4. Geef de mannelijke meervoudsvorm van BEAU
5. (JAUNE)  La tomate est ..............................
6. (BON)   Les tomates sont ................................
7. (GRIS) Les vêtements (m) sont ...................................
8. (BLANC)  Les avions (m) sont ................................
9. (FOU)  Les jupes (f) sont ...................................

timer
4:00

Slide 4 - Tekstslide

Quelle est la date?

Slide 5 - Tekstslide

1. Quelle est la date aujourd'hui?
(phrase complète!!)

Slide 6 - Open vraag

2. Quelle était la date hier?
(phrase complète!!)

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide

Il fait du soleil
Il fait froid
Il fait chaud
Le soleil brille
il y a des nuages
il fait du vent
il neige
il pleut

Slide 9 - Sleepvraag

Est-ce qu'il fait chaud ou
il fait froid?

Slide 10 - Open vraag

Est-ce qu'il y a des nuages ou il n'y a pas de nuages?

Slide 11 - Open vraag

Est-ce que le soleil brille ou ne brille pas?

Slide 12 - Open vraag

Est-ce qu'il pleut ou il ne
pleut pas?

Slide 13 - Open vraag

on corrige cahier 8 p. 20

Slide 14 - Tekstslide

on corrige 3b p. 51 (2h2)
les tomates rouges
les bananes jaunes
la maison verte
la chaussure noire
la souris grise
le schtroumpf bleu
le bonhomme de neige blanc
l'herbe vert
une aubergine violette
le cochon rose

1. donkerblauw
2. lichtblauw

Slide 15 - Tekstslide

p. 19

Slide 16 - Tekstslide

programme 
- Tu as bien appris ?
- la date, le temps
- on corrige cahier 8 (p. 20)
- (corriger cahier 7 (p. 19), ex. 3b (p. 51))
- on parle
- les adjectifs 
     -expliquation :  la place
     - faire 3G p. 53
 

Slide 17 - Tekstslide

on parle ...
1. C'est quelle date aujourd'hui ?
2. C'était quelle date, hier ? 
3. C'est quelle date demain ?
4. Tu habites où ? 
5. Est-ce qu'il fait froid ou chaud, aujourd'hui ?
6. Est-ce que le soleil brille ou le soleil ne brille pas ?
7. Est-ce qu'il pleut ou il ne pleut pas ?
8. Est-ce que le ciel est bleu, blanc ou gris ?
9. Est-ce qu'il y a des nuages ou il n'y a pas de nuages?

Slide 18 - Tekstslide

 les adjectifs
- la place explication
- apprendre le rime
- faire 3G p. 53

Slide 19 - Tekstslide

devoirs 2h1
- faire 3G p. 53
- apprends grammaire 12* p. 78-79




SO le 11 octobre
Woorden A & B
Getallen ( schrijven)
Het weer/seizoenen/maanden/dagen (schrijven)
Être en avoir. (schrijven)
Bijvoeglijk naamwoorden grammaire 11 en 12

*zorg dat je weet wanneer een bijvoeglijknaamwoord vóór of na het zelfstandig naamwoord komt. Je moet het versje uit je hoofd kennen! Je moet ook de vertalingen weten F-N

Slide 20 - Tekstslide

devoirs 2h2
- faire 3G p. 53 & 19 (p. 30)
- apprends grammaire 12* p. 78-79




SO le 11 octobre
Woorden A & B
Getallen ( schrijven)
Het weer/seizoenen/maanden/dagen (schrijven)
Être en avoir. (schrijven)
Bijvoeglijk naamwoorden grammaire 11 en 12

*zorg dat je weet wanneer een bijvoeglijknaamwoord vóór of na het zelfstandig naamwoord komt. Je moet het versje uit je hoofd kennen! Je moet ook de vertalingen weten F-N

Slide 21 - Tekstslide

SO
• Woorden A & B
• Getallen blz 85.Opdr 39 blz 40, opdr 17 blz 30 (ook Frans schrijven)
• Het weer/seizoenen/maanden/dagen zie opdr. 33 en 34 blz 36, opdr. 11 tm 16 blz 28 en 29. (ook Frans schrijven)
• Etre en avoir. Blz 81 (ook Frans schrijven), ook de meervoudsvormen. Opdr 7a en 7b blz 58
• Bijvoeglijk naamwoorden grammaire 11 en 12 blz 77 en 78



Slide 22 - Tekstslide

 on parle exercice 8 (p. 20)

Slide 23 - Tekstslide

1. On présente le programme. Le programme est chargé.

Slide 24 - Open vraag

Elle a organisé une action ... elle est très fière.
A
que
B
qu'
C
qui
D
dont

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Woordweb