Nask H4

• nask
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 6

Wat gaan we deze les doen?

Start elektriciteit hoofdstuk 4

Paragraaf 1 uitleg

-Aan het einde van de les kun je uitleggen wat een stroomkring is

-Aan het einde van de les kun je rekenen met ampère

Opdrachten paragraaf 1 maken 

Stroom loopt altijd in een rondje, dit noem je een stroomkring. Als het rondje open is dan kan er geen stroom doorlopen. De kring moet dus gesloten zijn om bijvoorbeeld een lamp te laten branden. De kring openen en sluiten kan met een schakelaar.

Geleider of isolator?

Isolatoren houden de stroom tegen. Ze hebben een grote weerstand. Denk aan kunststoffen, porselein, hout etc. 

Geleiders laten de stroom door. Ze hebben een kleine weerstand. Denk aan metalen als ijzer, koper, aluminium en bijvoorbeeld water. 

Stroomsterkte meet je met een ampèremeter 

Hoe sterk een stroom is, noem je de stroomsterkte. Stroomsterkte geef je weer in Ampère. 

Voor Ampère gebruiken we de letter A. Soms moet je eenheden in elkaar omrekenen.

1 Ampère (A) is 1000 milliampère (mA)  
1 milliampère (mA) is 0,001 ampère (A)

Aan de slag

We maken samen de opdrachten van paragraaf 1

Docent leest de vraag en vraagt aan 1 leerling om antwoord te geven. Het juiste antwoord komt vervolgens in beeld te staan. Iedereen schrijft het juiste antwoord in zijn werkboek.

Wil je zelfstandig werken? Vraag dat aan de docent. Aan het einde van de les moet iedereen zijn/haar werk laten zien voor de camera.

Wat gaan we deze les doen?

Terugblik

Doelen

-Aan het einde van de les kun je verschillende spanningsbronnen benoemen en de functie daarvan uitleggen

Uitleg

Aan de slag

Voorbeelden van een spanningsbron

• Batterij
• Elektromotor
• Accu
• Dynamo

De juiste spanning gebruiken?

Op bijna elk apparaat staat voor welke spanning het apparaat geschikt is. Er staat hoeveel volt je kunt gebruiken.

Bekijk een aantal apparaten. 

Welke spanning moet je gebruiken?

Batterijen in serie schakelen

Hoe werkt het?

10 batterijen in serie geeft een spanning van ..... V

Aan de slag

Docent leest de vraag en vraagt aan 1 leerling om antwoord te geven. Het juiste antwoord komt vervolgens in beeld te staan. Iedereen schrijft het juiste antwoord in zijn werkboek.

Wil je zelfstandig werken? Vraag dat aan de docent. Aan het einde van de les moet iedereen zijn/haar werk laten zien voor de camera.