Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Verwijsles 2
Verwijsles 2: zij, hen en hun.
zij/ hen en hun
1 / 45
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
In deze les zitten
45 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Verwijsles 2: zij, hen en hun.
zij/ hen en hun
Slide 1 - Tekstslide
Deze les
klein stukje herhaling
Instructie
Slide 2 - Tekstslide
Antwoorden huiswerk
Slide 3 - Tekstslide
Doel:
Ik weet wanneer ik zij, hen en hun moet gebruiken in zinnen en gesproken woord.
Slide 4 - Tekstslide
Herhaling
Hoe verwijs je met dit, dat, deze en die en wat?
DiT of DaT: HeT- woorden
DezE of DiE: DE-woorden
Wat: 3 regels: zin daarvoor, overtreffende trap en bij woorden als alles, iets, niets.
Het Huis DAT daar staat en niet het huis die daar staat!
Slide 5 - Tekstslide
Eerst: huiswerk opdracht 1 en 5!
Slide 6 - Tekstslide
Welke verwijswoorden horen hier? Keuze uit: die, deze, dat, dit en wat.
Slide 7 - Tekstslide
Wanneer gebruik je wat?
Wat
gebruik je in de volgende gevallen:
1. bij woorden als: alles, iets, iets, veel
Alles
wat
ik wil. is uitverkocht.
2. bij de overtreffende trap
Het leukste
wat
hij te vertellen had, wist ik al.
3. als het betrekking heeft op de hele zin
We gaan vanavond naar de bios,
wat
altijd heel gezellig is.
Slide 8 - Tekstslide
Het blad ....... daar op tafel ligt, is de nieuwste van de week.
A
die
B
dat
C
wat
Slide 9 - Quizvraag
Nieuw onderdeel!
Slide 10 - Tekstslide
IK weet goed wanneer ik zij, hen en hun moet gebruiken.
A
Mhoah
B
pff, nee
C
Ja, dat lukt mij!
Slide 11 - Quizvraag
Video!
Slide 12 - Tekstslide
Dit is één van de lastigste onderdelen van de Nederlandse taal!
Let op:
Slide 13 - Tekstslide
Wees gerust: we gaan het niet hebben over het lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp!
Slide 14 - Tekstslide
Wat gebruik je hier?
.... hebben nooit ruzie.
A
Zij
B
hen
C
hun
Slide 15 - Quizvraag
Het gebruik van hun gaat vaak mis!
Hun hebben dat gedaan
Hun gaan fietsen
FOUT!!!
Slide 16 - Tekstslide
Hun gebruik je om iemands bezit aan te geven.
Hun auto
Hun geld
Hun adres
Hun vakantie
Dan mag het wel vooraan de zin. Anders niet!
Slide 17 - Tekstslide
Zij, hen en hun zijn persoonlijke voornaamwoorden
(Vorige les)
Verwijzen naar éen of meerdere personen of dieren
Slide 18 - Tekstslide
Je kan niet zeggen: hun hebben dat betaald. Is niet bezittelijk!
Zij: is het onderwerp in de zin en hun bezittelijk!
hun tas is gestolen:
Hun wilden niet komen
als zij maar op tijd zijn
ik heb begrepen dat hun het leuk vinden
koken, dat kunnen hun wel.
Slide 19 - Tekstslide
Zij
Zij gebruik je ALTIJD bij een onderwerp van een zin! (diegene waar het over gaat of die iets doet in de zin)
(bij meerdere personen)
Slide 20 - Tekstslide
Hoe vind je het onderwerp in een zin?
Slide 21 - Open vraag
Klopt deze zin?
hun zijn nu 35 jaar getrouwd.
A
Ja
B
nee
Slide 22 - Quizvraag
Maar gebruik je nou verder hen en hun?
Dit is iets ingewikkelder, maar daar zijn trucjes voor!
Slide 23 - Tekstslide
Regel 1 Hun
1. als het bezittelijk is (net geleerd)
2. als je er 'aan of een ander voorzetsel' voor KAN denken, maar staat er niet
Slide 24 - Tekstslide
Regel 1 HUN
Hij geeft hun bloemen
je kunt er
aan
bij DENKEN.
Hij geeft 'AAN' HUN de bloemen.
Slide 25 - Tekstslide
Hun
Ik geef hun dat boek.
Wij hebben hun gisteren een cadeau gegeven.
Ik durf hun dat niet te vertellen
Hij schonk hun een kopje koffie in. (hun = ‘voor hen’)
Hij rookt hun te veel. (hun = ‘volgens hen, wat hen betreft’)
China is hun te ver. (hun = ‘voor hen’)
De tranen stonden/sprongen hun in de ogen. (hun = ‘bij hen’)
(Overal kun je het woordje AAN bij denken)
Slide 26 - Tekstslide
Klopt deze zin?
Ik vertel hun het goede nieuws.
A
Ja
B
Nee
Slide 27 - Quizvraag
Regel 2. Hen
1. bij een voorzetsel:
2. Er staat geen voorzetsel voor en je kunt hem er ook niet voor denken.
Slide 28 - Tekstslide
Voorzetsels
Slide 29 - Woordweb
Regel 2: Hen
Voorzetsel die er ook echt staat!: dan hen
Hij neemt altijd bloemen voor HEN mee
voorzetsel: voor
Slide 30 - Tekstslide
De kat maakt ..... elke nacht wakker
A
zij
B
hun
C
hen
Slide 31 - Quizvraag
ik heb .... broer uitgenodigd.
A
hun
B
hen
C
zij
Slide 32 - Quizvraag
Ik heb ... uitgenodigd.
A
hun
B
hen
C
zij
Slide 33 - Quizvraag
...wilden liever niet komen.
A
hun
B
hen
C
zij
Slide 34 - Quizvraag
Ik vind ... nieuwe auto mooi.
A
hen
B
hun
C
zij
Slide 35 - Quizvraag
Ik heb speciaal voor ... een taart gebakken
A
hun
B
hen
C
zij
Slide 36 - Quizvraag
Voorbeeldzinnen:
ik heb
HUN
broer uitgenodigd (bezittelijk)
Ik heb
HEN
uitgenodigd (niet bezittelijk, geen voorzetsel ervoor denken)
ZIJ
wilden liever niet komen. (Hun kan niet, bezittelijk)
Ik vind
HUN
nieuwe auto mooi (ja! Bezittelijk)
Ik heb speciaal voor
HEN
een taart gebakken (voorzetsel!)
Slide 37 - Tekstslide
Vaste regel:
Hun is alleen als je er voorzetsel voor kan denken of als het bezittelijk is. Stamp dit in je hoofd en de rest weet je dan!
Slide 38 - Tekstslide
Huiswerk
Verwijzen 4.3
Opdracht 2,3 en 4
Slide 39 - Tekstslide
Huiswerk
Formuleren 1.1 / Verwijzen
Nieuwe boek:
Kijk de video nog eens
Opdracht 1 tot en met 5
Oude boek:
Opdracht 1 tot en met 5
Slide 40 - Tekstslide
Alle bestellingen zijn binnen en Annemiek heeft .... al rondgebracht.
A
hun
B
hen
C
ze
Slide 41 - Quizvraag
Deze klanten willen graag lunchen. Zou jij ..... bestelling willen opnemen?
A
hun
B
hen
C
ze
Slide 42 - Quizvraag
De medewerkers van de afdeling logistiek gaan staken. Volgens ..... krijgen ze te weinig
salaris.
A
hun
B
hen
C
ze
Slide 43 - Quizvraag
Enkele toeristen kwamen te laat op de luchthaven aan, omdat .... vertraging hadden met de trein.
A
hun
B
hen
C
ze
Slide 44 - Quizvraag
Vanochtend hebben 84 klanten contactloos betaald met .... pinpas. Slechts twaalf van ... wisten waar NFC voor staat.
A
hun, hen
B
hen, hun
C
hun, hun
Slide 45 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
Verwijsles zij, hen of hun
December 2022
- Les met
45 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
Verwijsles 2
December 2022
- Les met
36 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
Vergelijkingen; als of dan
December 2023
- Les met
51 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
Verwijsles kort
April 2021
- Les met
18 slides
Nederlands
Voorzetsels in het Nederlands
Maart 2023
- Les met
38 slides
door
A-NT2 maar mee!
NT2
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
A-NT2 maar mee!
4A - meervouds -n bij verwijzingen
Oktober 2023
- Les met
51 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Hun, hen en zij: wat is het verschil?
Juni 2023
- Les met
13 slides
Herhalingsles verwijswoorden
Mei 2021
- Les met
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1