Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Verwijsles kort
Verwijsles 2: zij, hen en hun.
zij/ hen en hun
1 / 18
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
In deze les zitten
18 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Verwijsles 2: zij, hen en hun.
zij/ hen en hun
Slide 1 - Tekstslide
Doel:
Ik weet wanneer ik zij, hen en hun moet gebruiken!
Slide 2 - Tekstslide
Dit is één van de lastigste onderdelen van de Nederlandse taal!
Let op:
Slide 3 - Tekstslide
Wees gerust: we gaan het niet hebben over het lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp!
Slide 4 - Tekstslide
Wat gebruik je hier?
.... hebben nooit ruzie.
A
Zij
B
hen
C
hun
Slide 5 - Quizvraag
Het gebruik van hun gaat vaak mis!
Hun hebben dat gedaan
Hun gaan fietsen
FOUT!!!
Slide 6 - Tekstslide
Hun gebruik je om iemands bezit aan te geven.
Hun auto
Hun geld
Hun adres
Hun vakantie
Slide 7 - Tekstslide
Je kan niet zeggen: hun hebben dat betaald. Is niet bezittelijk!
Zij: is het onderwerp in de zin en hun bezittelijk!
hun tas is gestolen:
Hun wilden niet komen
als zij maar op tijd zijn
ik heb begrepen dat hun het leuk vinden
koken, dat kunnen hun wel.
Slide 8 - Tekstslide
Zij
Zij gebruik je ALTIJD bij een onderwerp van een zin! (diegene waar het over gaat of die iets doet in de zin)
Slide 9 - Tekstslide
Maar gebruik je nou verder hen en hun?
Dit is iets ingewikkelder, maar daar zijn trucjes voor!
Slide 10 - Tekstslide
Regel 1 Hun
1. als het bezittelijk is (net geleerd)
2. als je er 'aan' voor KAN denken, maar staat er niet
Slide 11 - Tekstslide
Regel 1 HUN
Hij geeft hun bloemen
je kunt er
aan
bij DENKEN.
Hij geeft 'AAN' HUN de bloemen.
Slide 12 - Tekstslide
Hun
Ik geef hun dat boek.
Wij hebben hun gisteren een cadeau gegeven.
Ik durf hun dat niet te vertellen
(Overal kun je het woordje AAN bij denken)
Slide 13 - Tekstslide
Klopt deze zin?
Ik vertel hun het goede nieuws.
A
Ja
B
Nee
Slide 14 - Quizvraag
Regel 2. Hen
1. bij een voorzetsel:
2. Er staat geen voorzetsel voor en je kunt hem er ook niet voor denken.
Slide 15 - Tekstslide
De kat maakt ..... elke nacht wakker
A
zij
B
hun
C
hen
Slide 16 - Quizvraag
Voorbeeldzinnen:
ik heb
HUN
broer uitgenodigd (bezittelijk)
Ik heb
HEN
uitgenodigd (niet bezittelijk, geen aan ervoor denken)
ZIJ
wilden liever niet komen. (Hun kan niet, bezittelijk)
Ik vind
HUN
nieuwe auto mooi (ja! Bezittelijk)
Ik heb speciaal voor
HEN
een taart gebakken (voorzetsel!)
Slide 17 - Tekstslide
Vaste regel:
Hun is alleen als je er aan voor kan denken of als het bezittelijk is. Stamp dit in je hoofd en de rest weet je dan!
Slide 18 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Verwijsles zij, hen of hun
December 2022
- Les met
45 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
Verwijsles 2
December 2022
- Les met
36 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
Vergelijkingen; als of dan
December 2023
- Les met
51 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
Verwijsles 2
April 2021
- Les met
45 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
Les 12 juni 2024 Stijlkwesties
Juni 2024
- Les met
33 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Klas 3 Schrijven les 3
Januari 2021
- Les met
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g, t
Leerjaar 3
Hen, hun, zij en vaste voorzetsels
November 2020
- Les met
14 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Les 8 week 3 Hen/hun – jou/jouw
Januari 2024
- Les met
36 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1