Leesvaardigheid H5&6

Deze les
Lesdoelen

Terugblik: tekstverbanden 

Uitleg: tekstverbanden

Aan de slag!
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Deze les
Lesdoelen

Terugblik: tekstverbanden 

Uitleg: tekstverbanden

Aan de slag!

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les...

...kun je zes tekstverbanden noemen;

...kun je signaalwoorden van zes tekstverbanden uit een tekst halen;

...kun je een tekst over koopgedrag lezen en begrijpen.

Slide 2 - Tekstslide

Tekstverbanden
Je kent al drie tekstverbanden:

- chronologisch verband

- opsommend verband

- tegenstellend verband

Slide 3 - Tekstslide

Virussen verspreiden zich ook via internet.
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband

Slide 4 - Quizvraag

Eerst was Gerbrand leraar, daarna was hij decaan en later werd hij directeur.
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband

Slide 5 - Quizvraag

Tekstverband
- toelichtend verband
Er wordt extra informatie gegeven.
signaalwoorden: zoals, neem nou, denk aan

- redengevend verband
Er wordt een reden gegeven.
signaalwoorden: maar, omdat, want

- voorwaardelijk verband
Er wordt een voorwaarde gegeven.
signaalwoorden: mits, tenzij, wanneer

Slide 6 - Tekstslide

Welk verband zie je in onderstaande zin?

Hoewel hij goed kon uitleggen, vond ik het een vervelende man.
A
tegenstellend verband
B
toelichtend verband
C
redengevend verband
D
voorwaardelijk verband

Slide 7 - Quizvraag

Welk verband zie je in onderstaande zin?

Ik kreeg een cadeautje, omdat ik jarig was.
A
voorwaardelijk verband
B
redengevend verband
C
oorzakelijk verband
D
tegenstellend verband

Slide 8 - Quizvraag

Welk verband zie je in onderstaande zin?

We hebben volgende week een toets Nederlands. Met andere woorden: je moet gaan leren!
A
redengevend verband
B
chronologisch verband
C
voorwaardelijk verband
D
toelichtend verband

Slide 9 - Quizvraag

Aan de slag!
Maak opdracht 1, blz. 167.

Je werkt in stilte.
Je geeft antwoord in hele zinnen.
Je hebt 10 minuten de tijd.

Klaar = verder met opdracht 2.

We bespreken daarna de antwoorden.

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 2
Aan de slag met opdracht 2, blz. 168.

Niet af = huiswerk voor volgende les!

Slide 11 - Tekstslide

Deze les
Lesdoelen

Terugblik: tekstverbanden

(HW bespreken)

Aan de slag!

Slide 12 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les...

...kun je zes tekstverbanden noemen;

...kun je signaalwoorden van zes tekstverbanden uit een tekst halen;

...kun je een tekst over koopgedrag / marketing lezen en begrijpen.

Slide 13 - Tekstslide

Bij welk verband passen de signaalwoorden:
als ... dan, indien, mits, tenzij
A
Chronologisch verband
B
Voorwaardelijk verband
C
Toelichtend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 14 - Quizvraag

Bij welk verband horen de signaalwoorden:
bovendien, daarnaast, ten slotte
A
opsommend verband
B
toelichtend verband
C
chronologisch verband
D
tegenstellend verband

Slide 15 - Quizvraag

Welk tekstverband herken je in deze zin?

Je kunt niet op vakantie, want je hebt je geld uitgegeven aan een skateboard.
A
redengevend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
toelichtend verband

Slide 16 - Quizvraag

Vraag:
Welk tekstverband herken je hier?

Slide 17 - Tekstslide

Vraag: welk tekstverband herken je hier?

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag! (A)
1. Lees de tekst en markeer alle signaalwoorden.

2. Geef antwoord op de vragen (blz. 168). Let op: geef antwoord in volledige zinnen!

Je werkt zelfstandig, je hebt 20 minuten de tijd.
Klaar = verder met opdracht 3, vanaf blz. 169 (= huiswerk voor morgen).

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag! (B)
1. Lees de tekst en markeer alle signaalwoorden.

2. Geef antwoord op de vragen (blz. 169 & 170). Let op: geef antwoord in volledige zinnen!

Je werkt zelfstandig, je hebt 20 minuten de tijd.
Klaar = verder met opdracht 4***, blz. 171.

Slide 20 - Tekstslide

Lesdoelen!?
Aan het einde van de les...

...kun je zes tekstverbanden noemen;

...kun je signaalwoorden van zes tekstverbanden uit een tekst halen;

...kun je een tekst over koopgedrag / marketing lezen en begrijpen.

Slide 21 - Tekstslide

Deze les
Lesdoelen

Terugblik

HW nakijken

Aan de slag!


Slide 22 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les...

...kun je zes tekstverbanden noemen;

...kun je signaalwoorden van zes tekstverbanden uit een tekst halen.

Slide 23 - Tekstslide

tegenstellend verband

Slide 24 - Woordweb

opsommend verband

Slide 25 - Woordweb

Welk tekstverband herken je in deze zin?

Tenzij je niet goed oplet in de les, scoor je makkelijk een voldoende voor de toets.
A
voorwaardelijk verband
B
chronologisch verband
C
tegenstellend verband
D
redengevend verband

Slide 26 - Quizvraag

Welk tekstverband herken je in deze zin?

Ik behaalde een mooi cijfer, omdat ik goed heb geleerd voor deze toets.
A
voorwaardelijk verband
B
tegenstellend verband
C
chronologisch verband
D
redengevend verband

Slide 27 - Quizvraag

Tekstverband?

Slide 28 - Tekstslide

Tekstverband?

Slide 29 - Tekstslide

Aan de slag! (B)
1. Opdracht 3, blz. 169 & 170 nakijken (zie Showbie, Antwoorden).

2. Maak opdracht 4*, blz. 171: "Ontbijtje buiten de deur voor een habbekrats"

3. Klaar = Duits of Engels leren

OF

opdracht 1, blz. 207 (hoofdstuk 6).

Slide 30 - Tekstslide

Aan de slag! (A)
1. Opdracht 2, blz. 168 nakijken (zie Showbie, Antwoorden).

2. Maak opdracht 3, blz. 169: "Verantwoorde marketing"

3. Klaar = Engels of aardrijkskunde leren

Slide 31 - Tekstslide

Deze les
Lesdoelen

Terugblik: soorten tekst, tekstdoelen

Uitleg: tekst & publiek

Aan de slag!

Slide 32 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les...

...kun je verschillende tekstsoorten en tekstdoelen noemen;

...kun je benoemen voor welk publiek een tekst is geschreven.

Slide 33 - Tekstslide

Tekstdoelen
Er zijn verschillende soorten teksten.

- nieuwsbericht

- stripboek

- ingezonden brief

- reclamefolder

- recept

Slide 34 - Tekstslide

Welk tekstdoel hoort bij het plaatje?
A
informeren
B
amuseren
C
overtuigen
D
overhalen

Slide 35 - Quizvraag


A
informeren
B
amuseren
C
instrueren
D
overhalen

Slide 36 - Quizvraag


A
informeren
B
overhalen
C
amuseren
D
overtuigen

Slide 37 - Quizvraag

Aantekening
Elke schrijver heeft een doel met zijn tekst.

Om zijn doel te bereiken, houdt een schrijver houdt rekening met zijn lezers, zijn publiek. 

Welk publiek?
- Onderwerp
- Taalgebruik
- Bron


Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Aan de slag!
Opdracht 1, blz. 207 --> in tweetallen.
Je hebt 10 minuten!

Klassikale bespreking.

Klaar = zelfstandig werken aan opdracht 2 (= huiswerk).

Slide 40 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les...

...kun je verschillende tekstsoorten en tekstdoelen noemen;

...kun je benoemen voor welk publiek een tekst is geschreven;

...kun je tekstverbanden in een tekst benoemen.

Slide 41 - Tekstslide

Tekstdoel?

Slide 42 - Tekstslide

Tekstdoel?

Slide 43 - Tekstslide

Welke twee signaalwoorden herken je in deze tekst?
En welke tekstverbanden horen daarbij?

Slide 44 - Tekstslide

Aan de slag!
1. Nakijken HW opdracht 2, blz. 208
(Showbie, antwoorden).

2. Maak opdracht 3, blz. 208 "Achtergrondinformatie YMCA Vakanties"
(klaar = nakijken)

3. Samenvatting maken voor PTO-week.

Slide 45 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les...

...kun je verschillende tekstsoorten en tekstdoelen noemen;

...kun je benoemen voor welk publiek een tekst is geschreven;

...kun je tekstverbanden in een tekst benoemen.

Slide 46 - Tekstslide

Welke twee signaalwoorden lees je in deze tekst?
Bij welk tekstverband horen ze?

Slide 47 - Tekstslide

Publiek?

Slide 48 - Tekstslide

Publiek?

Slide 49 - Tekstslide

Aan de slag!
1. Nakijken HW opdracht 3, blz. 209
(Showbie, antwoorden).

2. Maak opdracht 4, blz. 211
"Voor een dropshot naar Djerba"

3. Samenvatting maken voor PTO-week 
(zie iTunes U - EXH-RPJ-HAA).

Slide 50 - Tekstslide

Slide 51 - Tekstslide