Bondig formuleren

Programma
- leerwerk se 
- bondig formuleren

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Programma
- leerwerk se 
- bondig formuleren

Slide 1 - Tekstslide

Wat leer je?
- Blz. 72 en 73 van het handboek
- Gemaakte oefeningen (zie ook nakijkbladen CR)
- Feedback oefenbrief
- Bekijk nakijkmodel
- Woordenlijst

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Link

Doel van de les
  • Je leert hoe je bondig formuleert door woorden te schrappen

Slide 4 - Tekstslide

Bondig formuleren
Wees zuinig met:

  • Hulpwerkwoorden
  • Bijvoeglijke naamwoorden
  • Bijwoorden
  • Uitdrukkingen

Terwijl de zon stralend en warm aan de horizon opkwam, danste zij gracieus, moeiteloos en met een onmiskenbare vreugde in haar hart, omringd door een kleurrijke menigte die luidkeels juichte en enthousiast meedeed.

Slide 5 - Tekstslide

Schrijven is schrappen
Wat kan er weg?

  • Het is duidelijk dat voor de juiste ontwikkeling van het landelijk gebied een planning gericht op de toekomst noodzakelijk is.
  • Het is duidelijk dat voor de ontwikkeling van het landelijk gebied een planning noodzakelijk is.




  • Tevens zal in de besprekingen met de faculteiten de vraag naar de kwantitatieve omvang van het aantal onderzoekers aan de orde worden gesteld.
  • Tevens zal in de besprekingen met de faculteiten de vraag naar de omvang van het aantal onderzoekers worden gesteld.

Slide 6 - Tekstslide

Bondig formuleren
  • Schrijven is schrappen
  • Gebruik hulpwerkwoorden met mate

  • Als je een treinabonnement zou nemen, zou je veel geld kunnen gaan besparen.
  • Als je een treinabonnement neemt, bespaar je veel geld.
  • Ik zou het zeer op prijs stellen als je de enquête zou willen invullen. 
  • Ik stel het zeer op prijs als je de enquête invult
  • Mocht je nog vragen hebben, dan kun je mij een e-mail sturen.
  • Heb je nog vragen, stuur mij dan gerust een e-mail.

Slide 7 - Tekstslide

Bijvoeglijke naamwoorden
  • Bijvoeglijke naamwoorden zijn soms overbodig


  • De oude, grijze, vriendelijke vrouw had moeite om zich staande te houden in de herfstachtige storm.
  • De oude vrouw had moeite om zich staande te houden in de storm.

    Slide 8 - Tekstslide

    Pleonasme


    Voorbeelden pleonasme
    • een houten boomstam
    • gele boterbloemen
    • de hete zon
    • de uiterste limiet
    • het groene gras
    • de witte sneeuw
    • het koude ijs
    • een arme zwerver
    • de gele zon
    • een geslaagd succes

      Slide 9 - Tekstslide

      Tautologie

      • Vaste uitdrukkingen
      gratis en voor niets
      voor eeuwig en altijd
      zeker en vast
      in rep en roer
      frank en vrij
      haat en nijd
      nooit ofte nimmer
      part noch deel hebben aan

      Wat is een tautologie?
      • Bij een tautologie wordt hetzelfde begrip tweemaal genoemd
      • Niettemin ben ik toch tevreden
      • We wisten dit reeds weken al
      • Misschien hebben ze wellicht een oplossing
      • Ik ben haast bijna op kantoor
      • Naast bloemen kreeg ik bovendien een boekenbon

        Slide 10 - Tekstslide

        Bijwoorden


        Wat is een bijwoord?
        • Bijwoorden versterken een bijvoeglijk naamwoord
        • heel, erg, bijzonder
        • De giraf heeft een heel erg lange nek
        • De giraf heeft een lange nek
        • Zij heeft grote voeten, maar die van haar zijn zijn echt heel groot
        • Zij heeft grote voeten, maar die van haar zus zijn reusachtig

        • Ook bijwoorden zoals vaak, soms, doorgaans en meestal voegen niet altijd iets toe. Je gebruikt ze om jezelf in te dekken: iets is wel zo, maar niet altijd. Dit maakt zin minder sterk. Vraag je dus ook hier steeds af of het woord echt nodig is.
        .



          Slide 11 - Tekstslide

          Uitdrukkingen
          Uitdrukkingen Behalve losse woorden zijn er ook uitdrukkingen die je tekst onnodig lang
          maken. Laat ze weg of vervang ze door een kortere variant.

          • Zij is zo'n type dat altijd voor anderen klaar staat.
          • Zij staat altijd voor anderen klaar.


          Slide 12 - Tekstslide

          Voorzetseluitdrukking
          Wat is een voorzetseluitdrukking?

          Een voorzetseluitdrukking is een groep van
          meerdere woorden die samen de functie van een
          voorzetsel hebben. Vaak zijn deze omslachtig en
          gemakkelijk te vervangen door één woord.

          in de nabijheid van -  bij
          met betrekking tot - over, voor
          ten behoeve van -  voor
          met behulp van - met
          als gevolg van - door
          in termen van -  in
          in het kader van -  bij, vanwege, in, om, etc.
          ten aanzien van - over, jegens, van, voor


          Slide 13 - Tekstslide

          Opdracht
          Maak opdrachten 1 t/m 4 over bondig formuleren op pagina 78
          Maak ook opdracht 6, 7, 8 en 9 op pagina 79

          Slide 14 - Tekstslide

          Opdracht 2e uur
          Lees pagina 80 en 81 over 'aantrekkelijk formuleren'

          Maak een mindmap waarin alle onderwerpen aan bod komen
          Gebruik bij voorkeur kleuren

          Als je klaar bent laat je je mindmap zien. 

          Slide 15 - Tekstslide

          Wat betekent 'zo bondig mogelijk'?
          A
          Zo netjes mogelijk
          B
          Zo kort mogelijk
          C
          Zo aantrekkelijk mogelijk
          D
          Zonder bijzinnen

          Slide 16 - Quizvraag

          Wat is een goed voorbeeld van een pleonasme?
          A
          De snelle fietser
          B
          De witte sneeuw
          C
          Het dikke boek

          Slide 17 - Quizvraag

          Welke van de volgende zinnen bevat geen pleonasme?
          A
          De houten boomstam was zwaar.
          B
          De witte sneeuw was erg mooi.
          C
          Die gebeurtenis is het meest magische moment in het boek.
          D
          De warme zon scheen op mijn lijf.

          Slide 18 - Quizvraag

          waar is sprake van pleonasme?
          A
          roze etui
          B
          houten stoel
          C
          ronde cirkel
          D
          glazen raam

          Slide 19 - Quizvraag

          Pleonasme is
          A
          een dubbelopfout van twee dezelfde woordsoorten
          B
          een dubbelopfout waarbij eigenschap van kernwoord wordt herhaald
          C
          een dubbelopfout van twee verschillende uitdrukkingen
          D
          een dubbelopfout van twee synoniemen

          Slide 20 - Quizvraag

          Welke van onderstaande stijlfiguren is een pleonasme?
          A
          'blij en verheugd'
          B
          'een ronde cirkel'
          C
          'bar en boos'
          D
          'ijzeren discipline'

          Slide 21 - Quizvraag

          Dat is een mooie, houten boomstam.

          Pleonasme of tautologie?
          A
          pleonasme
          B
          tautologie

          Slide 22 - Quizvraag

          Tautologie of pleonasme?
          De palen van de brug zijn gemaakt van grijs beton.
          A
          tautologie
          B
          pleonasme

          Slide 23 - Quizvraag

          Tautologie of pleonasme?
          Het aandeel van de Nationale-Nederlanden is naar beneden gekelderd.
          A
          pleonasme
          B
          tautologie

          Slide 24 - Quizvraag

          Welke van onderstaande stijlfiguren is een tautologie?
          A
          'nat water'
          B
          'verdrietig en bedroefd'
          C
          'zuchtende wind'
          D
          'witte sneeuw'

          Slide 25 - Quizvraag

          Tautologie of pleonasme?
          Vanzelfsprekend zal ik dat werk natuurlijk wel nakijken.
          A
          tautologie
          B
          pleonasme

          Slide 26 - Quizvraag

          Honderd km/uur is op de snelweg de uiterste limiet.
          Pleonasme of tautologie?
          A
          pleonasme
          B
          tautologie

          Slide 27 - Quizvraag

          Er is een laag witte sneeuw gevallen
          A
          herhaling
          B
          overbodig woord
          C
          verhaspeling
          D
          Dubbele ontkenning

          Slide 28 - Quizvraag

          Welk beeldspraak? De boot was zo lek als een mandje.
          A
          vergelijking
          B
          personificatie
          C
          metafoor

          Slide 29 - Quizvraag

          'Zij is net een nachtegaal.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
          A
          vergelijking
          B
          personificatie
          C
          metafoor

          Slide 30 - Quizvraag

          Annie kwam aanrijden in haar koekblik is een ....?
          A
          Vergelijking
          B
          Personificatie
          C
          Metafoor

          Slide 31 - Quizvraag

          'Hij bedreef na lang daten eindelijk de liefde.'
          A
          eufemisme
          B
          understatement

          Slide 32 - Quizvraag

          Een deel van het personeel zal moeten AFVLOEIEN.
          A
          overdrijving
          B
          understatement
          C
          eufemisme

          Slide 33 - Quizvraag

          Messi kan een aardig balletje trappen.
          A
          understatement
          B
          eufemisme

          Slide 34 - Quizvraag

          'Mijn wortelkanaalbehandeling was een beetje vervelend.'
          A
          eufemisme
          B
          understatement

          Slide 35 - Quizvraag

          Lionel Messi verdient 5,5 miljoen per jaar. Dat is een aardig inkomentje.
          A
          Eufemisme
          B
          Understatement

          Slide 36 - Quizvraag

          Welk stijlfiguur? Helaas kunnen we uw contract niet verlengen.
          A
          understatement
          B
          ironie
          C
          eufemisme

          Slide 37 - Quizvraag

          De docent zegt tegen een leerling die te laat in de les komt:
          je bent mooi op tijd; sorry dat ik te vroeg begonnen ben.

          Van welke stijlfiguur is hier sprake?
          A
          sarcasme
          B
          ironie
          C
          cynisme
          D
          woordspeling

          Slide 38 - Quizvraag