BSR 2(a)ha Cursus Taal §7 Nederlandse gebarentaal

CURSUS 4: Taal   
paragraaf 1
§7 Nederlandse gebarentaal
Cursus 4: TAAL
  • Lees de vragen van opdracht 1 op blz. 102.
  • Log in op LessonUp!
timer
4:00
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

CURSUS 4: Taal   
paragraaf 1
§7 Nederlandse gebarentaal
Cursus 4: TAAL
  • Lees de vragen van opdracht 1 op blz. 102.
  • Log in op LessonUp!
timer
4:00

Slide 1 - Tekstslide

  • Je kunt uitleggen wat Nederlandse gebarentaal is.
  • Je kunt uitleggen hoe we Nederlandse gebarentaal gebruiken.
  • Je weet hoe we cursus 4: Taal gaan afronden.
Lesdoelen

Slide 2 - Tekstslide

In deze les gaan we:
  • de vorige les kort herhalen;
  • samen opdracht 1 maken;
  • opdracht 2 en 3 zelfstandig maken;
  • in gesprek over de begrippen  gebarentaal, mimiek, simultaan tolken, muziektolk en iconisch;
  • bespreken hoe we cursus 4 gaan afronden.

Slide 3 - Tekstslide

Havo:
Huiswerk bespreken.
Opdracht 2 op
blz. 100.

Slide 4 - Tekstslide

Uitlegfilmpje!

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Met welke drie lichaamsdelen maak je
gebarentaal zichtbaar?

Slide 7 - Woordweb

Ieder land heeft een eigen standaard gebarentaal. Soms lijken gebarentalen op elkaar, soms totaal niet. 

  • De meeste gebaren worden gemaakt op
    hoofd- en borsthoogte.
  • Een gebaar in de buurt van het hart heeft maken met gevoel.
  • Een gebaar rondom het hoofd heeft vaak te maken met denken. 
Nederlandse Gebarentaal (NGT)

Slide 8 - Tekstslide

Samen maken
Opdracht 1 op blz. 102.
Schrijf mee tijdens het kijken van de video!
We gaan de opdracht straks gezamenlijk bespreken. 

Slide 9 - Tekstslide

Simultaan tolken houdt dat een tolk het verhaal met gebaren vertelt, terwijl iemand spreekt.
  • Dit zie je heel aak op persconferenties op televisie.

Een muziektolk is iemand die gezongen tekst en muziek omzet in gebaren. 

Een gebaar is iconisch (beeldend) als er een overeenkomst is tussen het beeld en het gebaar.

Simultaan tolken, muziektolk, iconsich

Slide 10 - Tekstslide

Wat?
Cursus 4 Taal, paragraaf 6 Uitdrukkingen (en collocaties).
Havo: opdracht 1, 2 en 3 (blz. 102-103).
Vwo: opdracht 1, 2 en 3 (blz. 102-103).
Filmpjes vind je in het online boek.
Hoe?
Zelfstandig. De eerste vijf minuten in stilte, daarna overleggen.
Hulp
4 B's.
Tijd
15 minuten. Daarna gaan we afronden.
Klaar?
Lees tekst 1 op blz. 104-105 of leer de begrippen van de cursus Taal.
Huiswerk voor de volgende les
timer
15:00

Slide 11 - Tekstslide

  • Je kunt uitleggen wat Nederlandse gebarentaal is.
  • Je kunt uitleggen hoe we Nederlandse gebarentaal gebruiken.
  • Je weet hoe we cursus 4: Taal gaan afronden.
Lesdoelen

Slide 12 - Tekstslide

Hoe gebruiken wij de Nederlandse gebarentaal? Leg uit in maximaal drie zinnen.

Slide 13 - Open vraag

Waarom speelt het woord 'iconisch' in gebarentaal een belangrijke rol? Leg uit in je eigen woorden.

Slide 14 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een gebaar maken in de buurt van je hoofd en een gebaar maken in de buurt van je hart?

Slide 15 - Tekstslide

Wie heeft nog een vraag over wat we vandaag hebben behandeld?

Slide 16 - Tekstslide

Neem deel onze LessonUp klas
Wat kun je hier vinden?
  • LessonUps
  • Video's
  • Handige websites 

Klassencodes:
u2ha: pwsot
u2aha: byxfa

Slide 17 - Tekstslide