In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
1. Onderstreep de persoonsvorm (PV)
Verander de tijd / mv>ev of ev>mv; het onderwerp verandert mee
Onderstreep de PV en zet er een streepje VOOR en ACHTER
2. Alles wat voor de persoonsvorm staat, is altijd een zinsdeel
3. Zoek de andere werkwoorden (WG)
Zet een streepje VOOR en ACHTER de andere werkwoorden.
4) Alles wat je VOOR de PV kunt zetten, terwijl de zin goed blijft, is een zinsdeel
Zet een streepje VOOR en ACHTER deze zinsdelen.