M3 Sprekersbedoeling aanwijzend, wederkerend en vragend voornaamwoord

instructie
cito kijk-en luistertoets : sprekersbedoeling
grammatica:
aanwijzend voornaamwoord
wederkerend voornaamwoord
vragend voornaamwoord 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

instructie
cito kijk-en luistertoets : sprekersbedoeling
grammatica:
aanwijzend voornaamwoord
wederkerend voornaamwoord
vragend voornaamwoord 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Drie onderdelen CITO kijk-en luistertoets (pta-wk 4)
- Begrijpend luisteren (zakelijk deel)
Twee delen - boekje gesloten - aantekeningen maken mag - antwoord geven in antwoordpauze
- Fictie
Emotie herkennen - twee delen - aantekening maken mag - antwoord geven in antwoordpauze
- Sprekersbedoeling

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wat wordt er bedoeld met:
sprekersbedoeling

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Sprekersbedoeling:
1. Aanvulling geven
2. Conclusie trekken
3. Correctie geven

4. Mening geven of vragen
5. Nieuwe informatie geven of vragen

Voorbeeld:
1. Daar komt nog bij dat ...
2. Je kunt dus zeggen dat ...
3. Je vergeet nu te noemen dat ...
4. Ik vind dat ...
5. Het volgende gebeurde ...

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sprekersbedoeling
Sprekersbedoeling is de reden waarom iemand iets zegt.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonlijke sprekersbedoelingen zijn:
  • iemand plagen
  • iemand in verlegenheid brengen
  • een grapje maken.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sprekersbedoeling:
6. Samenvatting geven 
7. Structuur aan een gesprek geven
8. Verduidelijkimg geven
9. Vermoeden uitspreken

Voorbeeld:
6. Kortom ..., Samengevat ...
7. Ik vertel eerst ... en daarna ...

8. Ik zeg dat omdat ...
9. Ik denk dat.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bedoel je nou dat het feest morgen niet doorgaat?
A
correctie
B
vermoeden
C
samenvatting
D
verduidelijking

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dus jij komt niet naar school?
A
aanvulling
B
conclusie
C
mening
D
vermoeden

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ik vind dat een erg goed boek
A
mening
B
samenvatting
C
correctie
D
vermoeden

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

grammatica
- aanwijzend voornaamwoord
-wederkerend voornaamwoord
-vragend voornaamwoord

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanwijzend voornaamwoord AV

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanwijzend voornaamwoord:
A
die
B
welke
C
naar
D
wie

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij bracht ons naar dat feest.

Wat voor soort is het woord DAT?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies het juiste aanwijzend voornaamwoord:


Wie kan ... probleem oplossen?
A
dit
B
deze

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies het juiste aanwijzend voornaamwoord:


Ik pas ... broek niet meer.
A
dat
B
die

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wederkerend voornaamwoord
Afkorting = wknd. vnw.
- hoort bij een wederkerend werkwoord (begint met 'zich')
- voorbeelden: zich vergissen, zich voorstellen, zich verzetten
 - trucje: vervang het onderwerp door hij (zet de zin in de 3e persoon). Het wederkerend vnw verandert dan naar 'zich'.

Ik paste me aan -->  Hij paste zich aan -> me = wknd vnw
Je verzet je tegen de nieuwe tramlijn ->  Hij verzet zich...  -> je = wknd vnw

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb me vergist in de datum.
Me = ?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
voorzetsel

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wij verbazen ons over de hoge cijfers.
ons=
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Heb jij je dat wel eens afgevraagd?
je=
A
wederkerend voornaamwoord
B
wederkerig voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vragend voornaamwoord VRV

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het vragend voornaamwoord?
A
het
B
is
C
wat
D
vragend

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie haalt jullie op?

Wat voor soort is het woord WIE?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord hoort niet in het rijtje?

WAAR - WIE - WELKE - WAT
A
waar
B
wie
C
welke
D
wat

Slide 24 - Quizvraag

WAAR is geen vragend voornaamwoord, de rest wel.
Welke van de onderstaande is een
VRAGEND voornaamwoord?
A
die
B
welke
C
mijn
D
ik

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies