Grammaire C - Les comparaisons 4havo

Les comparaisons
Le café est grand
Le moulin est plus grand que le café.  
La Tour Eiffel est la plus grande





1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les comparaisons
Le café est grand
Le moulin est plus grand que le café.  
La Tour Eiffel est la plus grande





Slide 1 - Tekstslide

Les comparaisons

Slide 2 - Tekstslide

Le comparatif 
Hoe maak je een vergelijking of een vergrotende trap ?

Slide 3 - Tekstslide

Le comparatif (vergrotende trap)
Een vergelijking of een vergrotende trap maken:

moins + bijv. nw. (+ que)         Elle est moins grande que ...
aussi + bijv. nw. (+ que)           Il est aussi grand que ...
plus + bijv. nw (+ que)              Elles sont plus grandes que ...

Attention! De vorm van het bijv. nw verandert mee. 

Slide 4 - Tekstslide

Le comparatif (vergrotende trap)
Een vergelijking of een vergrotende trap maken:

moins + bijv. nw. (+ que)         Elle est moins grande que ...
aussi + bijv. nw. (+ que)           Il est aussi grand que ...
plus + bijv. nw (+ que)              Elles sont plus grandes que ...

Attention! De vorm van het bijv. nw verandert mee. 

ev
mv
ml
-
+s
vr
+e
+es

Slide 5 - Tekstslide

Ik ben slimmer dan mijn zus.
Ik is een jongen.
A
je suis moins intelligent que ma soeur
B
Je suis aussi intelligent que ma soeur
C
je suis plus intelligent que ma soeur.

Slide 6 - Quizvraag

Ik ben even slim als mijn zus.
Ik is een meisje.
A
Je suis moins intelligente que ma soeur
B
Je suis aussi intelligent que ma soeur
C
Je suis aussi intelligente que ma soeur.
D
Je suis moins intelligent que ma soeur.

Slide 7 - Quizvraag

Zij zijn groter dan hun broer.
A
Elles sont plus grandes que leur frère.
B
Elle est plus grande que son frère.
C
Elle est aussi grande que son frère.
D
Elles sont grandes que leur frère.

Slide 8 - Quizvraag

Traduis: Ik ben kleiner dan Marc
(tip: meer klein dan)

Slide 9 - Open vraag

Vertaal: Zij is even sportief als Marc

Slide 10 - Open vraag

Max et Simon sont (minder aardig dan) Mees

Slide 11 - Open vraag

Le superlatif 
Hoe maak je een overtreffende trap ?

Slide 12 - Tekstslide

Le superlatif (overtreffende trap)
Een overtreffende trap maken:
le / la / les plus + bijv. nw          
 Il est le plus sportif.
le / la / les moins + bijv. nw      
Ils sont les moins sportifs.
OOK HIER VERANDERT HET BIJV 
NW MEE!

Slide 13 - Tekstslide

Onregelmatige vorm
                         Bon (goed, lekker) heeft een onregelmatige vorm:
basis            vergrotende trap                  overtreffende trap
bon      -       meilleur(e)(s)       -                   le / la / les meilleur(e)(s)
C'est un bon film.  
                         Taxi1 est un meilleur film que Taxi2. 
                                                                                 C'est le meilleur film. 
C'est une bonne idée. 
                                      Ali a une meilleure idée que Esma. 
                                                                                  C'est la meilleure idée. 

Slide 14 - Tekstslide

Hoe zeg je: Fred is het meest lui?

A
Fred est paresseux.
B
Fred est plus paresseux
C
Fred est le plus paresseux.

Slide 15 - Quizvraag

Hoe zeg je: Dit jongetje is het grootst?
A
Ce garçon est plus grand.
B
Ce garçon est le plus grand.
C
Ce garçon est grand.

Slide 16 - Quizvraag

Hoe zeg je: Iris en Inge zijn het knapst.
A
Iris et Inge sont les plus belles.
B
Iris et Inge sont belles.
C
Iris et Inge plus belles.

Slide 17 - Quizvraag

Traduis:
Marie is het grootst

Slide 18 - Open vraag

Traduis:
Mijn beste vriend

Slide 19 - Open vraag

Vergelijk. 
1 Julien est sympa
2 Julien est plus sympa que Stéphane.
3 Julien est le plus sympa de la classe. 

Het gaat over Julien die aardig is. Er komt niet gelijk een zelfstandig naamwoord bij, dus je kunt niet zien wat de plek is van het bijvoeglijk naamwoord ten opzichte van het zelfstandig naamwoord.
   
En nu deze: 
Julien est un garçon sympa
Julien est un garçon plus sympa que Stéphane. 
Julien est le garçon le plus sympa de la classe.

Het gaat over Julien, die een aardige jongen is. Aardig hoort nu eerst bij 'le garçon' en die jongen is Julien. Omdat het woord aardig gewoonlijk ACHTER het zelfstandig naamwoord komt, is dat nu ook het geval. 
Je herhaalt dan het lidwoord le

Slide 20 - Tekstslide

Hoe kun je deze zin anders zeggen:
Fred est le plus paresseux. (Fred is je broer)
A
Fred est le plus paresseux frère.
B
Fred est le frère le plus paresseux.

Slide 21 - Quizvraag

Uitleg
Fred is het meest lui kun je letterlijk vertalen in de Nederlandse woordvolgorde: Fred est le plus paresseux. 
Maar als je wil zeggen dat Fred je meest luie broer is, dan gaat 'lui' over je broer en moet je nadenken over de plek van 'lui'. Lui staat gewoonlijk achter het zelfstandig naamwoord, dus: 
Fred est le frère le plus paresseux. (Fred is de broer het meest lui). 

Slide 22 - Tekstslide

Hoe kun je deze zin anders zeggen: Ce garçon est le plus grand). (Het jongetje heet Alix).
A
Alix est le plus grand garçon.
B
Alix est le garçon le plus grand.

Slide 23 - Quizvraag

Uitleg
Dit jongetje is het grootst (het meest groot) kun je letterlijk vertalen in de Nederlandse woordvolgorde: Ce garçon est le plus grand.
Maar als dat jongetje Alix heet en je wilt zeggen dat hij het grootste jongetje is, dan gaat 'groot' over het woord jongetje en moet je nadenken over de plek van 'groot'. Groot staat gewoonlijk VOOR het zelfstandig naamwoord, dus: 
Alix est le plus grand garçon. (Alix is de meest grote jongen). 

Slide 24 - Tekstslide

Hoe kun je deze zin anders zeggen: Iris et Inge sont les plus belles. (Iris en Inge zijn danseressen in een groep)
A
Iris et Inge sont les plus belles danseuses.
B
Iris et Inge sont les danseuses les plus belles.

Slide 25 - Quizvraag

Uitleg
I&I zijn het mooist (het meest mooi) kun je letterlijk vertalen in de Nederlandse woordvolgorde: Iris et Inge sont les plus belles.
Maar als je wilt zeggen dat zij de mooiste danseressen zijn, dan gaat 'mooi' over het woord danseres en moet je nadenken over de plek van 'mooi'. Mooi staat gewoonlijk VOOR het zelfstandig naamwoord, dus: 
Iris et Inge sont les plus belles danseuses. (Alix is de meest grote jongen). 

Slide 26 - Tekstslide

De leukste trui
A
Le pull joli
B
Le pull plus joli
C
Le pull le plus joli
D
Les pulls les plus jolis.

Slide 27 - Quizvraag

De interessantste uitzending
A
L'émission intéressante la plus
B
L'émission la plus intéressante.
C
L'émission plus intéressante.
D
L'émission le plus intéressant.

Slide 28 - Quizvraag

De beste prijs
A
Meilleur prix
B
Le meilleur prix
C
Le plus bon prix
D
Le plus joli prix

Slide 29 - Quizvraag

Het mooiste cadeau
A
Le plus beau cadeau
B
Le cadeau le plus beau
C
Le meilleur cadeau
D
Le cadeau meilleur

Slide 30 - Quizvraag

Hoe zeg je: de jongens zijn het snelst?
A
Les garçons sont rapides.
B
Les garçons sont les rapides.
C
Les garçons sont les plus rapides.
D
Les garçons sont plus rapides.

Slide 31 - Quizvraag