superlatif

De overtreffende trap (le superlatif)
Kijk naar deze voorbeeldzinnen:
Hij is de grootste leerling. - Il est le plus grand élève.
Marie is het kleinste meisje van de klas. - Marie est la plus petite fille de la classe.
Dus: Als gewoonlijk het bijvoeglijk naamwoord VOOR het zelfstandig naamwoord staat, gebeurt dat in de overtreffende trap ook. Kijk nu ook naar: 
Dat is het interessantste concert - C'est le concert le plus intéressant.   
Hij draagt de duurste kleding. - Il porte les vêtements les plus chers.   
Dus: Als gewoonlijk het bijvoeglijk naamwoord ACHTER het zelfstandig naamwoord staat, gebeurt dat in de overtreffende trap ook EN het lidwoord wordt herhaald. 

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

De overtreffende trap (le superlatif)
Kijk naar deze voorbeeldzinnen:
Hij is de grootste leerling. - Il est le plus grand élève.
Marie is het kleinste meisje van de klas. - Marie est la plus petite fille de la classe.
Dus: Als gewoonlijk het bijvoeglijk naamwoord VOOR het zelfstandig naamwoord staat, gebeurt dat in de overtreffende trap ook. Kijk nu ook naar: 
Dat is het interessantste concert - C'est le concert le plus intéressant.   
Hij draagt de duurste kleding. - Il porte les vêtements les plus chers.   
Dus: Als gewoonlijk het bijvoeglijk naamwoord ACHTER het zelfstandig naamwoord staat, gebeurt dat in de overtreffende trap ook EN het lidwoord wordt herhaald. 

Slide 1 - Tekstslide

Vergelijk. 
1 Julien est sympa
2 Julien est plus sympa que Stéphane.
3 Julien est le plus sympa de la classe. 

Het gaat over Julien die aardig is. Er komt niet gelijk een zelfstandig naamwoord bij, dus je kunt niet zien wat de plek is van het bijvoeglijk naamwoord ten opzichte van het zelfstandig naamwoord.
   
En nu deze: 
Julien est un garçon sympa
Julien est un garçon plus sympa que Stéphane. 
Julien est le garçon le plus sympa de la classe.

Het gaat over Julien, die een aardige jongen is.  Aardig hoort nu eerst bij 'le garçon' en die jongen is Julien. Omdat het woord aardig gewoonlijk ACHTER het zelfstandig naamwoord komt, is dat nu ook het geval. 

Slide 2 - Tekstslide

Uitzonderingen:
goed                         beter                        het best
bon(ne)(s)       meilleur(e)(s)      le/la/les meilleur(e)(s)

Chris est un bon joueur de foot.                  = een goede voetballer
Marc est un meilleur joueur de foot.          = een betere voetballer
Benjamin est le meilleur joueur de foot.   = de beste voetballer

      


    

Slide 3 - Tekstslide

Hoe zeg je: Fred is het meest lui?

A
Fred est paresseux.
B
Fred est plus paresseux
C
Fred est le plus paresseux.

Slide 4 - Quizvraag

Hoe zeg je: Dit jongetje is het grootst?
A
Ce garçon est plus grand.
B
Ce garçon est le plus grand.
C
Ce garçon est grand.

Slide 5 - Quizvraag

Hoe zeg je: Iris en Inge zijn het knapst.
A
Iris et Inge sont les plus belles.
B
Iris et Inge sont belles.
C
Iris et Inge plus belles.

Slide 6 - Quizvraag

Hoe kun je deze zin anders zeggen:
Fred est le plus paresseux. (Fred is je broer)
A
Fred est le plus paresseux frère.
B
Fred est le frère le plus paresseux.

Slide 7 - Quizvraag

Uitleg
Fred is het meest lui kun je letterlijk vertalen in de Nederlandse woordvolgorde: Fred est le plus paresseux. 
Maar als je wil zeggen dat Fred je meest luie broer is, dan gaat 'lui' over je broer en moet je nadenken over de plek van 'lui'. Lui staat gewoonlijk achter het zelfstandig naamwoord, dus: 
Fred est le frère le plus paresseux. (Fred is de broer het meest lui). 

Slide 8 - Tekstslide

Hoe kun je deze zin anders zeggen: Ce garçon est le plus grand). (Het jongetje heet Alix).
A
Alix est le plus grand garçon.
B
Alix est le garçon le plus grand.

Slide 9 - Quizvraag

Uitleg
Dit jongetje is het grootst (het meest groot) kun je letterlijk vertalen in de Nederlandse woordvolgorde: Ce garçon est le plus grand.
Maar als dat jongetje Alix heet en je wilt zeggen dat hij het grootste jongetje is, dan gaat 'groot' over het woord jongetje en moet je nadenken over de plek van 'groot'. Groot staat gewoonlijk VOOR het zelfstandig naamwoord, dus: 
Alix est le plus grand garçon. (Alix is de meest grote jongen). 

Slide 10 - Tekstslide

Hoe kun je deze zin anders zeggen: Iris et Inge sont les plus belles. (Iris en Inge zijn danseressen in een groep)
A
Iris et Inge sont les plus belles danseuses.
B
Iris et Inge sont les danseuses les plus belles.

Slide 11 - Quizvraag

Uitleg
I&I zijn het mooist (het meest mooi) kun je letterlijk vertalen in de Nederlandse woordvolgorde: Iris et Inge sont les plus belles.
Maar als je wilt zeggen dat zij de mooiste danseressen zijn, dan gaat 'mooi' over het woord danseres en moet je nadenken over de plek van 'mooi'. Mooi staat gewoonlijk VOOR het zelfstandig naamwoord, dus: 
Iris et Inge sont les plus belles danseuses. (Alix is de meest grote jongen). 

Slide 12 - Tekstslide

Wat als Fred nou niet de meest luie broer is maar het minst lui?
A
Fred est le frère le moins paresseux.
B
Fred est le moins paresseux frère.

Slide 13 - Quizvraag

Wat als Alix nou niet het grootste jongetje is, maar het slimste?
A
Alix est le plus intelligent garçon.
B
Alix est le garçon le plus intelligent.

Slide 14 - Quizvraag

Wat als Iris en Inge nou niet de mooiste danseressen zijn, maar de meest kletserige?
A
Iris et Inge sont les plus bavardes danseuses.
B
Iris et Inge sont les danseuses les plus bavardes.

Slide 15 - Quizvraag

De leukste trui
A
Le pull joli
B
Le pull plus joli
C
Le pull le plus joli
D
Les pulls les plus jolis.

Slide 16 - Quizvraag

De interessantste uitzending
A
L'émission intéressante la plus
B
L'émission la plus intéressante.
C
L'émission plus intéressante.
D
L'émission le plus intéressant.

Slide 17 - Quizvraag

De beste prijs
A
Meilleur prix
B
Le meilleur prix
C
Le plus bon prix
D
Le plus joli prix

Slide 18 - Quizvraag

Het mooiste cadeau
A
Le plus beau cadeau
B
Le cadeau le plus beau
C
Le meilleur cadeau
D
Le cadeau meilleur

Slide 19 - Quizvraag

C'est (de langste reis).
de reis = le voyage

Slide 20 - Open vraag

Il a (de oudste ouders).

Slide 21 - Open vraag

C'est (het lekkerste taartje).
het taartje = le gâteau

Slide 22 - Open vraag

C'est (de strengste leraar).
streng = sévère

Slide 23 - Open vraag