Ga rustig naar je plek. Pak je boek en ga rustig lezen
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3
In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Ga rustig naar je plek. Pak je boek en ga rustig lezen
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen vandaag?
Behandelen paragraaf 2 (15 min)
zelfstandig werken (30 min)
Wat hebben we geleerd (5 min)
Slide 2 - Tekstslide
Wanneer is productie arbeidsintensief?
A
Meer kapitaal dan arbeid
B
Meer leidinggevende dan uitvoerende werknemers
C
Meer uitvoerende dan leidinggevende werknemers
D
Meer arbeid dan kapitaal
Slide 3 - Quizvraag
Juist of onjuist ? 1. Leraar is een arbeidsintensief vak 2. Een autofabriek is kapitaalintensief
A
1 en 2 allebei juist
B
1 juist
2 onjuist
C
1 onjuist
2 juist
D
1 en 2 allebei onjuist
Slide 4 - Quizvraag
Om te produceren heb je drie productiefactoren nodig. Noteer de drie productiefactoren. Misschien weet je de 4e ook?
Slide 5 - Open vraag
Hierna staan voorbeelden van productie.
Bij welk voorbeeld gaat het over formele productie?
A
De gemeentelijke plantsoenendienst maakt het park schoon.
B
Een timmerman klust er na werktijd zwart bij.
C
Iemand legt in zijn tuin een nieuw terras aan.
Slide 6 - Quizvraag
Leg uit wat het verschil is tussen goederen en diensten.
Slide 7 - Open vraag
7.2 De kaasspeciaalzaak
Slide 8 - Tekstslide
Leerdoelen
- Je kan benoemen welke productieweg een product aflegt
- Je kan uitleggen hoe de prijs van een product tot stand komt voordat de consument het product kan kopen
Slide 9 - Tekstslide
Wat is een bedrijfskolom?
De bedrijfskolom bestaat uit alle
bedrijven die na elkaar meewerken
aan een product.
Slide 10 - Tekstslide
Bedrijfskolom van brood
Wat is de toegevoegde waarde van de broodfabriek?
Slide 11 - Tekstslide
De bedrijfskolom moet je niet verwarren met een bedrijfstak ..
Een bedrijfstak = een groep bedrijven die hetzelfde product of dienst verkopen.
Slide 12 - Tekstslide
Toegevoegde waarde
Elke schakel in de bedrijfskolom voegt waarde toe aan een product.
Slide 13 - Tekstslide
Toegevoegde waarde
Formule toegevoegde waarde
Verkoopprijs – inkoopprijs = toegevoegde waarde
Slide 14 - Tekstslide
Toegevoegde waarde
Slide 15 - Tekstslide
Wat is een bedrijfstak?
A
Een groep bedrijven die hetzelfde doen
B
Een groep bedrijven die aan het zelfde product werkzaam is
C
Een groep bedrijven die van dezelfde producent afnemen
D
Een groep bedrijven die dezelfde groep consumenten bedienen
Slide 16 - Quizvraag
Murat zegt: 'In een bedrijfstak vervult een groep bedrijven dezelfde rol.' Mejid zegt: 'Het verschil tussen de verkoopopbrengst en de inkopen noem je de toegevoegde waarde.'
Wie heeft er gelijk?
A
Murat
B
Mejid
C
Beide
D
Geen van beide
Slide 17 - Quizvraag
In welke volgorde zijn deze bedrijven betrokken bij de productie van kaas?
A
1-2-3-4
B
2-3-1-4
C
4-3-2-1
D
3-2-1-4
Slide 18 - Quizvraag
Groothandels zijn een bedrijfstak
A
Waar
B
Niet waar
Slide 19 - Quizvraag
Een bedrijfstak is een groep van verschillende bedrijven
A
Waar
B
Niet waar
Slide 20 - Quizvraag
Alle bedrijven die samenwerken aan een product noemen we de