MPP2: les 6

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welkom bij burgerschap!

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Actualiteit
  • Vorige week
  • Bronnen in je onderzoek
  • Hoe ga je verder?
  • Zelfstandig aan de slag onderzoek

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wat hebben we vorige week gedaan?

Slide 6 - Open vraag

Formuleer bij elke dimensie een deelvraag

  • Sociaal-maatschappelijk       
  • Vitaal
  • Sociaal-economisch
  • Politiek juridisch

Slide 7 - Tekstslide

Bij het maken van een onderzoeksvraag kan je gebruik maken van deze vragen: 
- Wie, wat , waar, wanneer, waarom, en hoe. Voorbeelden hiervan kunnen zijn:
- Wie heeft …… bedacht?
- Wat is het verschil tussen…. en ….? Wat maakt dat .....?
- Waar wordt het gebruikt…?
- Wanneer speelden …… af?
- Waarom bestaat …..?
- Hoe werkt het?

Slide 8 - Tekstslide

Bronnenonderzoek

Met bronnenonderzoek, zoek je informatie voor je onderzoeksvraag, middels verschillende bronnen. Denk hierbij aan een boek, tijdschrift, documentaire, folder of websites.
De informatie die je over de onderzoekvraag vindt, moet je in je eigen woorden beschrijven.

Slide 9 - Tekstslide

Plagiaat
Je mag niet doen alsof teksten en ideeën van anderen je eigen werk zijn. Als je dat doet, dan pleeg je plagiaat: diefstal van het gedachtegoed van een ander. Plagiaat kun je voorkomen door bronvermelding, zie kopje bronvermeldingen.

Slide 10 - Tekstslide

Waar kijk je naar als
je zoekt naar een
bron?

Slide 11 - Woordweb

Waar let je op?
  • Wie heeft de tekst geschreven? Is dat een expert op dit gebied? Of is het een leek? Je wil binnen onderzoek alleen bronnen gebruiken die door een expert zijn geschreven. Zoek eventueel de organisatie of auteur op om uit te zoeken hoe betrouwbaar deze is.
  • Met welk doel is de tekst geschreven? Een betrouwbare bron moet objectief zijn en is niet eenzijdig en met een  mening geschreven.
  • Een bron moet actueel zijn: Een bron mag niet ouder zijn dan 10 jaar, er kan namelijk verouderde informatie in  staan wat in deze tijd niet meer van toepassing is.
  •  Komt de informatie overeen met de informatie uit andere bronnen? Gebruik nooit één bron maar gebruik meerdere bronnen. 

Slide 12 - Tekstslide

Waar zet je je bronnen neer?

Slide 13 - Open vraag

Je zet je bronnen...
  • Neer op de laatste pagina 
  • In je tekst tussen haakjes (Schrijver, jaartal) 

Je maakt op de laatste pagina een kop met bronnen (kop 1)

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

''Wikipedia is een goede bron''
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

''Je mag een bron uit 2009 gebruiken''
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Waar begin je mee?
A
Bekijken wie de tekst geschreven heeft
B
Kijken hoe oud het artikel is
C
Zoeken op Wikipedia
D
Navragen bij klasgenoten

Slide 18 - Quizvraag

''Google books is een goede manier om achter wetenschappelijke informatie te komen''
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Zelfstandig aan de slag
  1. Is je onderwerp duidelijk?
  2. Heb je deelvragen geformuleerd?
  3. Kun je deze beantwoorden?
  4. Kun je je bronnen noteren?

Slide 20 - Tekstslide

Checklist
1. Voorblad
2. Inhoudsopgave
3. Inleiding
4. Kopjes  (kop 1) - de 4 dimensies
5. Tussenkopjes (kop 2)
6. Bronnen op laatste pagina

Slide 21 - Tekstslide

D-Points
Heb je een idee? Mailen! -> k.zagers@fcroc.nl

5 D-Points halen dit jaar! 

Doe dit op tijd. Het wordt alleen maar drukker!

Bijvoorbeeld: instructiefilmpje, opdracht koppelen aan thema

Slide 22 - Tekstslide

Is de opdracht duidelijk voor jou?
(iedereen in zijn eigen tempo)

Slide 23 - Open vraag