§5.5, 5.7 &5.9 - HV2a

• Nederlands
• Middelbare school

Welkom

§ 5.5, 5.7 & 5.9 

Lesdoel

Na deze les heb je geoefend met de paragraven 5.5, 5.7 en 5.9  voor de toets en weet je waar je nog mee moet oefenen.

woord 1

woord 2

woord 3

woord 4

woord 5

woord 6

woordjes 

Welk woord hoort bij de betekenis?

je doel niet bereiken, mislopen, tekortschieten

1. het gebrek
2. finaal
3. falen
4. abominabel

zonder reden, onterecht

1. ongegrond
2. permanent
3. concreet
4. erbarmelijk

1. uiteindelijk
2. volkomen, totaal, volledig

1. ongegrond
2. promoten
3. onfortuinlijk
4. finaal

(bijzonder) verschijnsel

1. abominabel
2. onfortuinlijk
3. het fenomeen
4. de stellige overtuiging

voortdurend, blijvend

1. finaal
2. erbarmelijk
3. concreet
4. permanent

Welke betekenis hoort bij het woord?

de bijwerking

1. je bent stervende
2. onbedoeld effect (van een medicijn)
3. voortdurend, blijvend
4. bedolven raken

onfortuinlijk

1. als je pech hebt, met veel tegenslag, ongelukkig
2. overtuiging waarvan iemand heel zeker is.
3. grondig, ingrijpend, met vergaande gevolgen
4. wat in de werkelijkheid bestaat

abominabel

1. 1. persoonlijke uitstraling, air 2. glans om iemand heen die alleen een helderziende kan zien
2. 1. gemis 2. lichamelijk defect, mankement
3. bijna niets voorstellen
4. afschuwelijk, stuitend, bijzonder slecht

de stamcel

1. gezwel
2. lichaamscel waaruit zich andere specifieke cellen kunnen ontwikkelen
3. overbrengen van een orgaan naar een ander (deel van het) lichaam
4. (bijzonder) verschijnsel

Wat is waar over de bijstelling? Kies de goede antwoorden.

Een bijstelling...

1. is geen zinsdeel, maar een deel van een zinsdeel.
2. zegt iets over een werkwoord in een zinsdeel.
3. zegt iets over een zelfstandig naamwoord in een zinsdeel.
4. is altijd een zelfstandig zinsdeel.

Wat is de bijstelling in de onderstaande zin?
Wageningen, de stad waar de Duitsers capituleerden, is ook bekend door de Wageningen Universiteit.

Ik heb dat boek online gekocht bij Bol.com, die handige webshop, gekocht.

Vervoeg het werkwoord tussen de haakjes op de juiste manier.

Mijn vader........gisteren het programma. (deleten)

Hij........(t.t.) graag dat hij heel goed kan dansen. (showen)

De school .........me morgen of ik kan komen. (mailen)

Het.........programma deed het niet. (downloaden)

Tegenwoordig wordt er heel vaak ............als men iets wil opzoeken. (googelen)

schrijf de woorden op door het weglatingsstreepje op de juiste manier te gebruiken.

.

bijvoorbeeld:
binnenland en buitenland 
-->

binnen- en buitenland

dameskapsalon en herenkapsalon

opritten en afritten

keelarts, neusarts, oorarts

Met of zonder streepje?

1. vanilleyoghurt
2. vanille-yoghurt

Met of zonder streepje?

1. autoongeluk
2. auto-ongeluk

Met of zonder streepje?

1. 70jarige
2. 70-jarige

Met of zonder streepje?

1. chocoladeijs
2. chocolade-ijs

Met of zonder streepje?

1. nietroker
2. niet-roker

Met of zonder streepje?

1. nietmachine
2. niet-machine

Met of zonder streepje?

1. ministerpresident
2. minister-president