toets chapitre 5 grandes lignes 1 h/v 6ème édition

zet de volgende zin in de passé composé. Schrijf de hele zin op.
Ma soeur danse.
1 / 24
volgende
Slide 1: Open vraag
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

zet de volgende zin in de passé composé. Schrijf de hele zin op.
Ma soeur danse.

Slide 1 - Open vraag

Zet de volgende zin in de passé composé. Schrijf de hele zin op.
Nous regardons un film.

Slide 2 - Open vraag

Zet de volgende zin in de passé composé. Schrijf de hele zin op.
Frenk et Filip bavardent beaucoup.

Slide 3 - Open vraag

Zet de zin in de passé composé. Schrijf de hele zin op.
Le lapin mange la carotte.

Slide 4 - Open vraag

kijk naar het plaatje

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

beschrijf het jongetje:
Zeg: Hij heeft bruin haar.

Slide 7 - Open vraag

Beschrijf het jongetje:
Zeg: Hij draagt een bril.

Slide 8 - Open vraag

Beschrijf het jongetje:
Zeg: Hij is klein.

Slide 9 - Open vraag

Beschrijf het jongetje.
Zeg: Hij heeft blauwe ogen.

Slide 10 - Open vraag

Welke vraag hoort bij dit antwoord?

C'est mon ami.

Slide 11 - Open vraag

welk woord past het beste in de zin?
kies uit: petite, grand, vert
Monique est................

Slide 12 - Open vraag

Welk woord past het beste in de zin?
Kies uit: belle, grandes, cher, jaunes
Pauline et Monique sont.............

Slide 13 - Open vraag

Vertaal in het Frans:

Vorig jaar heb ik mijn verjaardag gevierd.

Slide 14 - Open vraag

kijk naar het plaatje en geef antwoord op de vragen

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Zeg:
Zij heeft rood haar.

Slide 17 - Open vraag

Zeg:
Zij is mooi.

Slide 18 - Open vraag

Geef antwoord op de vraag.
C'est quand ton anniversaire?
(natuurlijk jezelf)

Slide 19 - Open vraag

Welke zin is goed?
A
Le chat est noire
B
le chat est noir
C
le chat est noires
D
le chat est noirs

Slide 20 - Quizvraag

welke zinnen zijn fout?
A
Il as donné un cadeau
B
Il a bavardé en classe.
C
Ils sont mangé
D
Elle est célèbre.

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
Marianne est (méchant)
A
méchant
B
méchante
C
méchants
D
méchantes

Slide 22 - Quizvraag

Mes chaussures (vmv) sont........
A
blanc
B
blanches
C
blancs
D
blanche

Slide 23 - Quizvraag

Vertaal het woord tussen haakjes:
Jean est (van gemiddelde lengte)

Slide 24 - Open vraag