In deze les zitten 21 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Werkwoordspelling TL4
-Tegenwoordige tijd
-Verleden tijd
-Persoonsvormen
-Infinitief
-Voltooid deelwoord
-Onvoltooid deelwoord
Slide 1 - Tekstslide
Tegenwoordige tijd
Werkwoorden in de tegenwoordige tijd (tt), schrijf je altijd met een -t, als je een t-klank hoort.
Stap 1: staat het werkwoord in de tt? Stap 2: Ja: gebruik dan een -t
Slide 2 - Tekstslide
Voorbeeld:
De jongen loopt naar school.
Vandaag gebeurt er iets leuks.
Anna heeft prachtige ogen.
Mijn oma bestelt altijd appeltaart met slagroom.
Het zijn allemaal werkwoorden in de tt, dus ze eindigen met een -t. Er is echter één uitzondering op deze regel.
Slide 3 - Tekstslide
De uitzondering:
Werkwoorden waarvan de infinitief (het hele werkwoord in de tt)eindigt op -den.
In dit geval kan het werkwoord einigen op -d of -dt.
Maar hoe weet je dit? Je zou het volgende trucje kunnen gebruiken...
Slide 4 - Tekstslide
Truc:
Vul in plaats van het werkwoord dat je moet invullen, het woord "smurfen" of "lopen" in.
Kijk maar eens hoe dit werkt:
Slide 5 - Tekstslide
"smurfen"
Ik vind dat een slim meisje.
Ik smurf dat een slim meisje.
Hij wordt volgende week 16 jaar.
Hij smurft volgende week 16 jaar.
Wat gebeurt hier?
Slide 6 - Tekstslide
"Smurfen"
Het vliegtuig landt 45 minuten eerder.
Het vliegtuig smurft 45 minuten eerder.
Die wond bloedt wel heel erg.
Die wond smurft wel heel erg.
Vind jij dat een leuke serie?
Smurf jij dat een leuke serie?
Slide 7 - Tekstslide
Noem eens een manier om de persoonsvorm(en) in een zin te vinden.
Slide 8 - Open vraag
Persoonsvorm
Er bestaan twee verschillende persoonsvormen. Je moet beide vormen kunnen benoemen.
De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (pvtt)
De persoonsvorm in de verleden tijd (pvvt)
Slide 9 - Tekstslide
PVTT en PVVT
Dat is (pvtt) een leuke jongen
Volgende week ga (pvtt) ik op vakantie
De leerling leert (pvtt) de hele avond.
Hij volgde (pvvt) jou toch op Instagram?
Het meisje gaf (pvvt) haar vriendin een cadeautje.
Hij gaf (pvvt) haar een zoen.
Slide 10 - Tekstslide
Voltooid en onvoltooid deelwoord
Niet alle werkwoorden zijn natuurlijk persoonsvormen. Om hier mee te oefenen, kijk dan naar opdracht 11 en 12 uit je lesboek (bladzijde 31 en 32).
Je kunt ook te maken hebben met een voltooid deelwoord (vd) of een onvoltooid deelwoord (od).
Slide 11 - Tekstslide
Voltooid deelwoord
Dit is een vorm van het werkwoord om aan te geven dat is voltooid (klaar/af) is. Op de basisschool heb je waarschijnlijk geleerd dat deze werkwoordsvorm vaak begint met ge-, be- en ver-.
Kijk maar eens naar de volgende voorbeelden:
Slide 12 - Tekstslide
Voorbeelden VD:
Ik heb gelachen.
Wij hebben een mooi feestje gevierd.
Nadal heeft de wedstrijd gewonnen.
Die professor heeft dat goed bedacht.
Mijn moeder is haar trouwring verloren.
Slide 13 - Tekstslide
Onvoltooid deelwoord
Dit is een vorm van het werkwoord om aan te geven dat het nog gaande (bezig) is. Het is onvoltooid.
een OD is een infinitief + d(e)
Kijk maar eens naar de volgende voorbeelden:
Slide 14 - Tekstslide
Voorbeelden OD:
De spelende kinderen zijn erg lief.
(Van het werkwoord spelen is hier een
bijvoeglijk naamwoord gemaakt.)
De jongen kwam huilend thuis.
Al lachend fietste ik naar school.
Mijn opa ging lopend naar de supermarkt.
Slide 15 - Tekstslide
Werkwoorden in de vt
Je weet nu hoe je werkwoorden in de tt spelt. Maar hoe zit dit met werkwoorden in de vt? Hiervoor zijn er meerdere manieren.
1. Maak het werkwoord langer: gebeurt-gebeurde
2. Gebruik het taxi-kofschip/sexy fokschaap/xtc koffieshop
Slide 16 - Tekstslide
Werkwoorden in de vt
De gebruiksaanwijzing (kies het woord dat je het makkelijkst kunt onthouden):
-taxi-kofschip -sexy fokschaap
-xtc koffieshop
Slide 17 - Tekstslide
Gebruiksaanwijzing taxi-kofschip
Stap 1: Kijk naar de infinitief (het hele ww)
Stap 2: Haal -en van de infinitief af Stap 3: Kijk naar de letter waar het ww nu mee eindigt
Stap 4: Staat deze letter in "taxi-kofschip"?
Stap 5: Ja: dan eindigt het ww in de vt op een -t Nee: dan eindigt het ww in de vt op een -d
Slide 18 - Tekstslide
Voorbeeld:
Stap 1: lachen Stap 1: verven Stap 2: lach Stap 2: verv Stap 3: h Stap 3: v Stap 4: ja Stap 4: nee Stap 5: lachte Stap 5: verfde/geverfd
Slide 19 - Tekstslide
Let op :
Als de stam van een zwak werkwoord in de tt eindigt op een -t of een -d, dan komt er in de vt nog een extra -t of -d bij. Kijk maar eens: